Bij rectumkanker krijgt een groot deel van de patiënten een curatieve behandeling. Deze bestaat meestal uit een operatie, soms voorafgegaan door bestraling al dan niet aangevuld met chemotherapie. Waar bestaat de verpleegkundige begeleiding na de operatie uit? Een selectie van je taken.
Postoperatief heeft de patiënt een infuus voor vochttoediening, een blaaskatheter, mogelijk een drain en vaak ook een epiduraal katheter.
Bij je verpleegkundige zorg let je op:
- Zo nodig geef je anti-emetica volgens voorschrift.
- Meestal krijgt de patiënt epidurale pijnbestrijding via een pomp of intraveneus met een PCA-pomp (patiënt gecontroleerde analgesie). Het verschilt per ziekenhuis, maar denk bijvoorbeeld aan esketamine/morfine in lage dosering, in combinatie met bupivacaïne of clonidine. De anesthesist bepaalt dit. De epidurale pijnbestrijding wordt zo snel mogelijk afgebouwd, zodat de patiënt gemakkelijker kan mobiliseren. Daarna krijgt de patiënt orale pijnstilling volgens het pijnprotocol van de afdeling.
- Eten en drinken. Meestal mag de patiënt als hij niet misselijk is meteen beginnen met eten en drinken. Dit stimuleert de darmperistaltiek.
- Mobilisatie (goed voor darmperistaltiek, bloedcirculatie en longventilatie): op de avond na de operatie zitten op bedrand of stoel. De dag erna lopen onder begeleiding van de fysiotherapeut of verpleegkundige.
- Je verwijdert de katheter als de patiënt goed urineert en geen epidurale pijnbestrijding meer krijgt (met epidurale pijnbestrijding voelt de patiënt niet goed of hij moet plassen). Doordat tijdens de operatie zenuwen beschadigd kunnen zijn, plast de patiënt mogelijk niet goed uit. Bepaal daarom na de eerste keer urineren zonder katheter het blaasresidu met een bladderscan. Houd ook daarna de urineproductie bij. Als de bladderscan een aanzienlijk residu laat zien ten opzichte van wat de patiënt heeft geplast, geef je opnieuw een blaaskatheter. De blaas krijgt dan één tot twee weken rust voordat de katheter opnieuw wordt verwijderd. De patiënt gaat dan dus met een katheter naar huis.
- De eerste dag postoperatief verzorg jij de stoma, daarna instrueer je de patiënt en eventueel de mantelzorger. De patiënt heeft van de stomaverpleegkundige een instructiefilm mee naar huis gekregen en stomamateriaal om mee te oefenen, dus daar kun je op aanhaken. Een stoma is een emotionele belasting. Mensen reageren er wisselend op. De een heeft zich erop ingesteld en wil er meteen mee aan de slag. Een ander vindt het vreselijk en staat er niet voor open om zelf de stoma te leren verzorgen. Dat is een belemmering voor de zelfstandigheid. Dan is thuiszorg nodig met als doel dat iemand het uiteindelijk wel zelf leert. Wees verder alert op beperkingen zoals slechtziendheid of reumatische klachten. Betrek zo nodig de stomaverpleegkundige bij de zorg. Meestal regelt ook de stomaverpleegkundige dat de patiënt het juiste stomamateriaal in huis krijgt.
- De patiënt krijgt tot vier weken na de operatie nadroparine. Leer de patiënt en/of mantelzorger hoe zij dit thuis subcutaan kunnen injecteren, of draag het zo nodig over aan de thuiszorg.
- Wondzorg buik. Na een laparoscopische LAR heeft de patiënt twee kleine wondjes op de buik en een wat grotere operatiesnede waardoor het stukje darm is verwijderd. De grotere snede valt samen met de eventuele stoma. De buikwonden hebben meestal oplosbare hechtingen. Na een laparoscopische APR is er niet altijd een grotere snede op de buik.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account