Langzamerhand is mijn moeder gewend geraakt aan het feit dat zij geen pakje sigaretten meer in eigen beheer heeft en steeds om een sigaret moet vragen als zij er een wil roken. Al blijft het een hard gelag voor haar: weer een stukje autonomie dat ze heeft moeten inleveren. Met de huisarts is afgesproken dat we doorgaan met nicotinepleisters tot halverwege januari, en dan kijken of de dosering verlaagd kan worden.
Op een zaterdagmiddag kom ik bij mijn moeder om samen een kopje thee te gaan drinken. Bij binnenkomst vertelt de avonddienst al meteen dat mijn moeder de hele dag zo onrustig was. Ze nam geen genoegen met een sigaret, maar wilde steeds een heel pakje, en was ook verbaal daardoor ouderwets ‘agressief’. Mijn eerste gedachte: controleren of de nicotinepleister wel geplakt is. Dat blijkt niet het geval. Samen met de gediplomeerde van die avond controleer ik de voorraad nicotinepleisters in de medicijnkar. Daar liggen de nieuwe voorraad én nog 2 pleisters van de oude voorraad, terwijl gisteren met de nieuwe voorraad begonnen had moeten worden. Op de medicatielijst staan bij de naam van mijn moeder geen nicotinepleisters vermeld. Waarschijnlijk heeft ze dus al twee dagen geen pleisters gehad en is, qua afkicken, weer terug bij af. Ik vraag nog aan de verzorgende of zij wil overdragen aan de dagdienst of de urine van moeder nagekeken kan worden, misschien heeft ze ook wel een blaasontsteking?! Daar had nog niemand aan gedacht.
Dit is alweer het zoveelste incident en ik vind het weer eens tijd voor een gesprek. Daarom dien ik een officiële klacht in. Eerst hoor ik niks, maar na vier dagen word ik gebeld door de teamleider: mijn mail bleek in de spambox terecht te zijn gekomen. De teamleider gaat meteen in de verdediging: of ik ook wel een klacht bij de huisarts heb ingediend, want ja: ‘Er is iets mis gegaan met het proces en daar kunnen mijn medewerkers niets aan doen, daar moet u voor bij de huisarts zijn’. Ook het feit dat niemand gedacht had aan de oorzaak van de onrust van moeder wordt onmiddellijk verzacht: ‘Uw moeder is niet altijd makkelijk en elke ochtend moeten de verzorgenden opnieuw aan haar uitleggen waar die pleister voor is…!’
Een week later zitten wij samen aan tafel. Na een moeizaam begin, met verwijten over en weer, begrijp ik dat we zo niet verder komen. Samen met de teamleider kijk ik waar de fouten in het proces zaten en wat daar in de toekomst aan gedaan kan worden. Dat er iets verkeerd is gegaan in het doorgeven van de medicatie aan de apotheek en dat het vervolgens niet op de medicatielijst is gezet is duidelijk. Daar zal verder met de huisarts en de apotheek over gesproken worden, ook om dit soort incidenten in de toekomst uit te sluiten.
Dan vertelt de teamleider dat sommige medewerkers ‘bang’ voor mij zijn. Omdat ik kritisch ben, maar vooral omdat ik verpleegkundige ben en hen soms confronteer met zaken die zij niet weten, waar ze niet aan gedacht hebben of vergeten zijn. Ik antwoord dat ik ‘alleen maar’ de dochter van mijn moeder ben en dat ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt. De teamleider zegt dan dat zij het juist wel goed vindt als ik mijn verpleegkundige kennis gebruik om de medewerkers te helpen de zorg op een hoger niveau te tillen. En dat mijn inbreng door een aantal medewerkers zeker wel wordt gewaardeerd. Toch blijft het lastig om te weten dat mensen zich snel aangesproken voelen en in de verdediging gaan, zelfs de teamleider!
Hanneke Ikking is verpleegkundige en mantelzorger van haar dementerende moeder. Zij schrijft over haar ervaringen met de thuiszorg en de verpleeghuiszorg.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account