Verpleegkundigen moeten in de toekomst net zo goed als artsen gesprekken kunnen voeren over de zorg rond het levenseinde. Het thema wel of niet reanimeren is hier onderdeel van.
Dat staat in de nieuwe richtlijn reanimatie bij kwetsbare ouderen van V&VN, Verenso en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). ‘Te verwachten is dat verpleegkundigen in de toekomst door taakdelegatie vaker dit soort gesprekken zullen voeren gezien de sterke stijging van het aantal ouderen,’ aldus de samenstellers van de richtlijn. ‘Zij kunnen een rol spelen bij de gespreksvoering, door deze gesprekken – in afstemming met de behandelend arts – in ieder geval te starten. Dit alleen als zij beschikken over de benodigde gespreksvaardigheden en voldoende kennis van de evidence over de uitkomsten van deze richtlijn. De arts blijft eindverantwoordelijk voor de besluitvorming.’
Reanimatiebesluit
Het is belangrijk dat bij kwetsbare ouderen tijdig begonnen wordt met het aansnijden van het onderwerp reanimeren. Zo weten alle zorgverleners snel of de patiënt wel of niet gereanimeerd gaat worden, mocht het zover zijn. Bij dit soort gesprekken is het belangrijk dat de patiënt of cliënt realistische informatie krijgt over de kans op een succesvolle reanimatie, gebaseerd op de medische voorgeschiedenis en gezondheidssituatie van de patiënt in kwestie. Resultaat daarvan is een zogenaamd reanimatiebesluit dat wordt vastgelegd in het dossier en vermeld wordt bij verwijzing naar bijvoorbeeld het ziekenhuis. Belangrijk is dat dit reanimatiebesluit in acute situaties snel toegankelijk is.
Wel reanimeren (WR) en niet reanimeren (NR)
‘Een individueel niet-reanimatiebesluit dient door alle zorgverleners te worden opgevolgd,’ schrijven de samenstellers van de richtlijn. ‘Een individueel wel-reanimatiebesluit wordt opgevolgd tenzij uit een gewijzigde (gezondheids)situatie van de patiënt blijkt dat reanimatie medisch zinloos zou zijn. Het individuele reanimatiebesluit kan zowel ‘wel reanimeren (WR)’ als ‘niet reanimeren (NR)’ luiden. Daarom dient een zorgaanbieder de mogelijkheid te bieden dat er daadwerkelijk gereanimeerd kan worden. Er zijn geen specifieke groepen te benoemen waarbij reanimatie kansloos is. Daarom geldt de volgende uitgangsregel: zonder individuele besluitvorming waaruit het tegendeel blijkt, wordt een patiënt gereanimeerd.’
Naast aanbevelingen over de gespreksvoering, zijn er ook nog aanbevelingen vanuit het ethisch
en juridisch kader:
- Geef signalen over toenemende kwetsbaarheid of veranderingen van de patiënt door aan de behandelend arts;
- Geef vragen van de patiënt/zijn vertegenwoordiger of mantelzorger over zorg rond het levenseinde en reanimatie – met toestemming van de patiënt – door aan de arts;
- Stimuleer de patiënt om zijn vragen en wensen rond het levenseinde en over reanimatie te bespreken met de arts;
- Stimuleer dat de patiënt zijn naasten informeert over de inhoud van het afgesproken reanimatiebeleid en over de plaats waar het niet-reanimatiebesluit te vinden is;
- Zorg ervoor dat een afgesproken reanimatiebesluit vastgelegd wordt in de individuele zorgmap of het zorgleefplan;
- Stimuleer dat de patiënt het niet-reanimatiebesluit vastlegt in een niet-reanimerenpenning;
- Als je als verpleegkundige een gesprek over reanimatie start: bespreek met de patiënt de mogelijkheid en wenselijkheid van reanimatie op basis van de evidence uit deze richtlijn. Geef vervolgens aan de arts door of de patiënt wel of niet gereanimeerd wil worden.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account