Zoals ik al schreef in een eerdere blog passen wij al sinds enige jaren ontwikkelingserichte zorg toe bij onze prematuren. Dit is eigenlijk niets meer of minder dan goed kijken en luisteren naar de signalen van het kind en daarop je zorg aanpassen.
Omdat bij prematuren een aantal systemen nog niet volledig ontwikkeld zijn, richt de ontwikkelingsgerichte zorg zich bij hen vooral op prikkelreductie op het gebied van geluid, licht en geur en het bieden van comfort aangepast aan het individuele kind.
Nu bestaat de hele populatie op onze afdeling uit prematuren van 32 weken zwangerschapsduur tot zuigelingen van 12 maanden, met zeer uiteenlopende aandoeningen. Veel van deze kinderen zitten in de diagnostische fase van een chronische aandoening en zijn daardoor soms langdurig bij ons opgenomen. Hoe kan je als verpleegkundige de ontwikkeling van deze kinderen en de mate van welbevinden, op een bewuste, bekwame manier, positief beïnvloeden? Waar ligt je verantwoordelijkheid in het signaleren van ontwikkelingsachterstand?
Naast het medische probleem waarmee een kind is opgenomen is het denk ik ook van belang dat we aandacht besteden aan de ontwikkeling van het kind. Hierin hebben alle disciplines die betrokken zijn bij het kind een belangrijke rol, zowel wat betreft signalering als wat betreft behandeling. Ook onze rol als verpleegkundige is hierin van belang. Als er op medisch gebied opeens iets niet goed gaat met een kind, is de verpleegkundige meestal de eerste die dit signaleert en er een arts bij haalt.
Wat betreft de signalen van achterblijvende ontwikkeling (psychomotorisch, mondmotorisch, cognitief) geldt eigenlijk hetzelfde. Ook hier zijn wij vaak de ogen en oren van de arts. Vervolgens is de arts de eindverantwoordelijke om te kijken of er ook daadwerkelijk iets aan de hand is. Hij kan dan bijvoorbeeld een kinderfysiotherapeut of een kinderlogopedist consulteren voor het opstellen van een behandelplan. Het is dus voor ons als verpleegkundigen belangrijk dat we voldoende kennis hebben over gezonde ontwikkeling en alarmsignalen.
De vraag is echter: wat is de achterliggende gedachte van de manier waarop we werken? Hierbij is het belangrijk dat we onszelf afvragen hoe vasthoudend we zijn in onze ontwikkelingsgerichte manier van werken. Kijken we naar de agenda van het kind, als bijvoorbeeld een arts aangeeft dat hij het kind wil nakijken? Gaan we dan ook ‘voor de deur van de patiëntenkamer liggen’ omdat het kind slaapt of vandaag al genoeg heeft doorstaan? Ik denk dat we kritisch moeten kijken of een (be)handeling die per se vandaag moet gebeuren, niet kan wachten tot morgen. Overleg over urgentie van (be)handelingen bij het kind is een belangrijke verpleegkundige taak. Daarvoor is wel van belang dat je met steekhoudende argumenten kunt komen. Waarom is het bij dit kind belangrijk dat het vandaag even niet gebeurt?
Om op een meer bewuste manier ontwikkelingsgerichte zorg te waarborgen hebben we als projectteam ‘ontwikkelingsgerichte zorg voor zuigelingen van 0-1 jaar’, een visie geformuleerd. Deze wil ik graag met jullie delen: Visie ontwikkelingsgerichte zorg voor zuigelingen van 0-1 jaar (zuigelingenafdeling EKZ-AMC)
Ontwikkelingsgerichte zorg op de afdeling zuigelingen in het AMC is erop gericht de negatieve invloed die de ziekenhuisopname heeft op de ontwikkeling van het opgenomen kind zo veel mogelijk te beperken. Hierbij wordt de zorg aangepast aan het gedrag, de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de aandoening van het kind. Ook wordt er rekening gehouden met het dagritme van het individuele kind en met wat het op dát moment aan kan. Om deze zorg te kunnen bieden wordt rust en regelmaat geboden en wordt er gekeken en geluisterd naar het kind en zijn ouders vóórdat er gehandeld wordt. Het kind wordt ondersteund tijdens, voor het kind, belastende situaties zoals onderzoeken, injecties, etc.
Ouders/verzorgers zijn onlosmakelijk verbonden met hun kind en worden volledig betrokken bij de zorg voor hun kind. Binnen deze visie is een nauwe samenwerking met andere disciplines zoals artsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en pedagogische medewerkers van belang. Dreigende of bestaande negatieve invloeden op de ontwikkeling van het kind of discomfort zijn indicaties voor het consulteren van bovenstaande disciplines door de verantwoordelijke arts.
Hoe geven we invulling aan deze visie? Een paar concrete voorbeelden. Bij controle door een arts, bloedafname, injecties en andere invasieve handelingen wordt het kind ondersteund door een ouder of verpleegkundige. Het kind wordt zo mogelijk op schoot genomen en anders op bed getroost en begrenzend vastgehouden. Het kind krijgt een speentje aangeboden om stress weg te zuigen.
Per individueel kind wordt in nauwe samenspraak met ouders gekeken welke specifieke acties een stressverlagende, troostende uitwerking hebben op het kind. In samenspraak met ouders wordt het dagritme van het kind gevolgd. Dit houdt onder andere in dat kinderen alleen wanneer dat strikt noodzakelijk is worden gestoord tijdens hun slaap. Het voedingsschema wordt, als dit geen negatieve invloed heeft op de aandoening van het kind, zo veel mogelijk wordt afgestemd op de behoefte van het kind. Verder wordt er, afhankelijk van de behoefte en leeftijd van het kind, een balans gezocht tussen rust en actie.
Bij langdurig opgenomen kinderen waarbij het kind en/of ouders baat hebben bij een duidelijk geformuleerd dagprogramma wordt dit in nauwe samenwerking met de ouders en pedagogisch medewerker gemaakt.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account