Dokter Jansen Steur. Als ik zo’n dokter op mijn afdeling had, waren dan dingen gebeurd zoals ze zijn gebeurd?
Ik kan niet oordelen over het team rond dokter Jansen Steur in het Medisch Spectrum Twente. Ik heb daar nog nooit een voet binnen gezet, nog nooit een verpleegkundige gesproken, laat staan de ‘goede’ dokter zelf. Geen idee hoe de sfeer was en hoe zichtbaar alle problemen.
Maar een diagnose, een uitslaggesprek, voert toch een arts samen met een verpleegkundige? Tenminste, op de verpleegafdeling. Ik bedenk me ineens dat zo’n dokter op een poli veel meer zijn gang kan gaan. Is daar iemand die de scans en foto’s mee beoordeelt? Doen doktercheckers niet af en toe een steekproeve van bekwaamheid? Of is het klaar als je dokter bent?
Als ik verpleegkundig pruts, dan valt dat op. Maar ik heb dan ook een collega voor en na mij die verschillen kunnen vergelijken. In patiëntenconditie en medicijnlijsten en medicijnkast. Een dokter op een poli is de allerenige die zijn patiënt ziet op zijn gebied. Behalve in het onfortuinlijke geval van een second opinion.
Als ik op mijn afdeling zou twijfelen of diagnose en behandeling wel stroken met onderzoeken en uitslagen, dan zal ik vragen stellen. Of aan deze dokter of, als een pitbull, aan een collega. Als ik twijfel of iets goed is voor mijn patiënt zal ik mijn reputatie op het spel zetten. Dat is mijn werk.
Zo’n Jansen Steurvoorbeeld heb ik nog nooit meegemaakt. Of een Ruwaard van Puttending. Maar ik ken wel de zin ‘zo boos / bot / vervelend is deze dokter nou eenmaal’. Ik ken het gevoel: ‘Ik had net zo goed niet kunnen bellen,’ als er een bepaalde arts opneemt, omdat hij dienst heeft. Sommige artsen geven, meer dan hun collega’s, nul op het rekest. Die komen niet, punt uit. Dat is niet goed te praten, maar een feit.
Maar dan is er altijd nog een Sandra. En die heeft ook nummers van collega-artsen of leidinggevenden. Die zal zorgen dat er iemand komt, als zij dat nodig acht. Natuurlijk twijfelt zij wel eens, want o wee wat gaat er hierna gebeuren? Moet zij op een matje? Maar nooit, nooit, nooit twijfelt zij of ze moet doorzetten voor het beste voor haar patiënt.
Ik ken het gevoel van ontzag voor de enorme arrogantie van sommige artsen. Die zo dreigend op je neerkijken vanaf hun zelf gebouwde voetstuk dat je je klein en in de schaduw voelt. Maar arrogant en briesend of vrolijk en coöperatief, ik ben en blijf 1.68 meter. Dat is niet groot, maar krimpt ook niet van gebrul en hoorn-op-haak-gesmijt. Ik bel gewoon terug en maak mijn stem wat groter.
Laatst sprak een geconsulteerde arts mij aan op mijn feedback-geven. Op 10 centimeter van mij hield zij (ja zij!) zich staande. Zij torende zo’n 30 centimeter boven mij uit en brieste in mijn haar dat ze niet gediend was van mijn repliek. Ik knipperde wat, maar dat was dat. Ik bleef rustig antwoorden tot de dokter het hazenpad koos. Collega’s applaudisseerden. Ik voelde me 30 centimeter langer. Niks kon mij meer overkomen. Maar waarom trilden dan toch mijn knieën zo?
Gelukkig, gelukkig zijn dit soort voorbeelden zeldzaam. Dat wil zeggen: ik herinner me zo’n vier van dergelijke botsingen in mijn carrière. Eén collisie per drie jaar, dat is te dragen, zou je zeggen. En gelukkig, gelukkig, gelukkig, is er niet één geweest met ook maar een fractie van een dokter Jansen Steur-gehalte. Mijn patiënten zijn veilig en ik meestal ook.
OPROEP:Wat doet het met verpleegkundigen als artsen de fout in gaan?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account