Verpleegkundigen op neonatale intensive care gaan te vaak naar eigen inzicht om met medische zaken. Zo is er in de praktijk veel variatie bij de toediening van zuurstof en van voeding en medicatie via een infuus. Dat is potentieel gevaarlijk en kan zeker beter.
Dat stelt Anne van der Eijk, die op maandag 24 september op dit onderwerp promoveert aan de TU Delft. Van der Eijk deed onderzoek op een intensive care afdeling voor te vroeg geboren baby’s in het Erasmus Medisch Centrum – Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. ‘Op zo’n afdeling zijn zuurstoftherapie en intraveneuze therapie (infuus) essentiële, maar ook risicovolle therapieën. Bij te vroeg geborenen zijn de longen vaak nog niet ver genoeg ontwikkeld om zelfstandig te kunnen ademen. Daarom ontvangen deze patiënten vaak ademhalingsondersteuning en extra zuurstof. Het vervelende is dat de extra zuurstoftoediening ook negatieve bijwerkingen kan hebben, zoals een oogziekte die tot blindheid kan leiden. Om dat te voorkomen worden de zuurstofwaarden in het bloed van de baby’s continu gemeten. Als de waarden te hoog of te laag worden, gaat er een alarm af en kunnen verpleegkundigen de zuurstoftoediening handmatig aanpassen. Ik heb via een observatie-studie onderzocht hoe dit in de praktijk verloopt, en of er verbeteringen mogelijk zijn.’
Intraveneuze therapie
Het doel van Van der Eijk was om wetmatigheden in de behandeling te ontdekken, zodat we de effecten van de zuurstoftoediening beter kunnen voorspellen. Daarnaast keek ze ook naar intraveneuze therapie (IV), het rechtstreeks toedienen van voeding, medicatie en/of vloeistoffen in een bloedvat. Om een meer gestandaardiseerde en veiligere toediening van zuurstoftherapie en IV-therapie te bereiken, zouden zowel veranderingen in cultuur, inclusief scholing, als technische verbeteringen kunnen helpen, stelt Van der Eijk.
Bron: Nursing
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account