Slaapproblemen komen vaak voor in de palliatieve fase. Er moet hierbij onderscheid gemaakt worden tussen slaapproblemen als symptoom (een door de patiënt ervaren probleem met het slapen) en slaapproblemen als uiting van een slaapstoornis (dyssomnia), zoals gedefinieerd door de DSM (Diagnostic and Statistical Manual)-IV.
In de palliatieve fase is met name de insomnia van belang. Bij insomnia wordt onderscheid gemaakt tussen moeilijk inslapen, moeilijk doorslapen en vroeg wakker worden. Daarnaast is de ervaren kwaliteit van de slaap van belang. In de palliatieve fase van de ziekte kanker komen doorslaapproblemen het meeste voor (63%), gevolgd door problemen met inslapen (40%) en te vroeg wakker worden (37%). Bij 59% van de patiënten met kanker en slaapproblemen is er sprake van een combinatie van bovengenoemde slaapproblemen.
Het meeste onderzoek over slaapproblemen bij patiënten in de palliatieve fase is verricht bij patiënten met kanker. Er is echter ook literatuur over slaapproblemen bij COPD, hartfalen en ALS. De meeste aanbevelingen in deze richtlijn zijn gebaseerd op onderzoek bij primaire slaapstoornissen en bij slaapstoornissen bij patiënten met kanker in de curatieve fase.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account