‘Wie kan mij assisteren met het inbrengen van een infuus’ klinkt het over de gang. Ik kijk op, het is ‘mijn’ kind dat een infuus nodig heeft en dus word ik automatisch degene die helpt. Je werkt patiëntgericht of niet.
Ik heb alle spullen klaargelegd en we gaan aan de slag. Infuus prikken bij kinderen is een ramp, ze moeten in de houdgreep en met hun minivaten is het maar de vraag of het in één keer lukt. Deze keer niet, het kind moet maar liefst door twee verschillende dokters geprikt worden, maar dan heeft het ook een goedlopend infuus.
De dokter plakt het infuus en zegt me hoe hij de pleisters wil plakken en de spalk wil plakken (iedere dokter doet dat steeds weer anders). Na afloop zegt hij met zweetdruppels op zijn voorhoofd: ‘Nou die zit, bedankt voor de hulp. Fijn dat alles zo goed klaar lag.’ Het is maar een klein voorbeeld van hoe leuk de samenwerking tussen de kinderarts en de verpleging kan zijn. Vaak hebben we te doen met arts-assistenten en het is algemeen bekend dat die met beide benen op de werkvloer staan en daardoor vaak een stuk empathischer zijn dan de hoofdartsen. Maar ook onze hoofdkinderartsen mogen er zijn. Ze zijn lief, altijd bereid uitleg te geven en nemen de tijd voor patiënten en verpleging.
Afgelopen weekend had ik een etentje met vriendinnen. Met deze meiden heb ik samengewerkt op de longafdeling, maar nu hebben we allemaal onze eigen weg gevonden. Toen ze me vroegen over de artsen vertelde ik het bovenstaande verhaal. Een van de vriendinnen, die zelf geen goed woord over had voor de artsen van haar specialisme, vond het nogal logisch dat kinderartsen aardiger waren. Ik was het daar niet mee eens.
Het zou toch overal zo moeten zijn? Nursing april is geheel gewijd aan de samenwerking met artsen. Het is een combinummer met vakblad Medisch Contact.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account