Ik heb een dochter van twee. ‘Nee,’ zegt ze. De héle dag. Ben je moe? Nee. Zullen we eten? Nee. Wil je een snoepje… nou ja, meestal is het antwoord in ieder geval ‘Nee’. Luid en duidelijk en zonder veel nadenken. Nee, ligt op het puntje van haar tong.
Waar is het mis gegaan, vraag ik mij wel eens af. Ooit was ik óók een peuterpuberende en notoire Nee-zegger, zegt mijn moeder. Op de vraag: ‘Wil je iets voor of met mij doen?’ wás het antwoord, standaard ‘Nee’.
De drang om Nee te zeggen is nog steeds latent aanwezig, merk ik. Als een zoveelste iemand op een drukke werkdag mijn naam in vragende vorm uitspreekt: ‘San-drááá?’ Dan weet je al dat je iets gaat moeten en het liefst deed ik, als mijn dochter, luid zingend mijn vingers in mijn oren: ‘Ik hoor je niet, ik ho-oor je niehiet!’
Nee, tegenwoordig ben ik beschaafd. Beleefd. Onderdrukt. Wat het ook is, het heeft mij geremd. Nee is niet aardig. Iemand stelt zich kwetsbaar op en vraagt om je hulp. Dan kan Nee gewoon niet.
Of toch? Als je huilend in de teampost zit. Of misschien ziek thuis. Of gewoon die vingers-in-oren- of heel-hard-weg-ren-drang voelt. Misschien moet ik juist dan toch even denken aan mijn dochter. Leren van de wijsheid die mij bij mijn geboorte was meegegeven.
Nee is mijn levensles voor vandaag. Niet, Nee en stik er allemaal maar in. Maar Nee, nu even niet.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account