We hebben allemaal recht op privacy, maar krijgen we het ook?
Nou, in het geval van de in een Oostenrijks ziekenhuis kunstmatig in coma gehouden 44-jarige Nederlandse wintersporttoerist moge duidelijk zijn dat dit recht op privacy ver te zoeken is. De afgelopen dagen is de speculatie over zijn gezondheidstoestand alleen maar gevoed door de echtgenote van een toevallig in het zelfde ziekenhuis aanwezige arts, die van een Oostenrijkse collega het een en ander vernam over de toestand van de onder een sneeuwlawine bedolven vader van twee kinderen.
Een deel van de wereld spreekt er schande van, een ander deel neemt met welhaast morbide interesse kennis van alles wat er over wordt geschreven en gezegd. En dat terwijl artikel 10 van onze Grondwet de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer toch goed heeft vastgelegd.
Ik snap niet dat dit grondrecht met voeten mag worden getreden als je toevallig een (al dan niet lokale) BN’er bent. Verlies je dan je recht op een eigen leven? Ik dacht het toch niet! En zeker niet als patiënt in een ziekenhuis.
Even terug naar het recht op privacy en onze beroepsgroep. Ook verpleegkundigen (en verzorgenden, helpenden) hebben er moeite mee om dat recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer te handhaven. Overbekend is de informatie die vrijelijk en binnen gehoorsafstand van velen wordt verspreid bij de balie op een verpleegafdeling.
Bij mijn diplomering als verpleegkundige – bijna 30 jaar geleden – heb ik een beroepseed afgelegd. Daarin beloofde ik onder meer dat ik ‘geheim zal houden wat mij in vertrouwen is verteld of wat mij ter kennis is gekomen en waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen’.
En dat is vaak moeilijk genoeg. Moet iemand er elke keer bij vertellen dat iets in vertrouwen wordt verteld? Hoe moet ik begrijpen dat er een vertrouwelijk karakter zit aan wat mij wordt verteld of wat ik zie?
Een voorbeeld uit mijn recente praktijk: een broer en zus die in dezelfde stad wonen, zijn allebei bij ons team in zorg. Beiden zijn ernstig ziek, en kunnen niet meer bij elkaar op bezoek. Regelmatig krijg je de vraag: ‘Hoe is het met mijn zus?’ of ‘Heeft mijn broer een beetje baat bij de morfinepomp?’
Wat geef je als antwoord als je net met een arts hebt overlegd dat de morfine zijn werk zeker niet goed doet, en dat er wellicht een neuropathische component bij zit die anders moet worden aangepakt? Of dat je – gebaseerd op je kennis en ervaring – inschat dat het niet lang meer duurt voor een van beiden overlijdt?
Wie het weet mag het zeggen!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account