Sandra kan niet meer zonder haar mobieltje. Hoe erg is dat eigenlijk?
Digitale technieken, we krijgen er steeds meer mee te maken in ons vak. Whatsappen, facebooken, beeldbellen, het zijn nieuwe werkwoorden die zich vervlechten met ons werk. Men facebookt in de pauze, whatsappt een wondfoto naar een collega, de Nursing-app wordt geraadpleegd voor verpleegkundig rekenen en een patiënt thuis kun je op afstand bewaken met je tablet.
Gisteren verpleegde ik een mevrouw van 75 die met haar smartphone haar familie op de hoogte hield van de ziekenhuisafspraken. Zij bestelde thuis haar boodschappen via een site en googelde haar eigen hulpmiddelen. Prachtig.
Vroeger belde je de röntgen voor een longfoto. Nu klik je digitaal op ‘thorax’ en kies je een tijdstip. Handig. Onze zaalarts verstuurt via haar mobieltje een foto van een vlekje op een patiëntenbeen en even later geeft haar opleider zijn oordeel. Ze hoeft niet meer naar de poli te lopen, te storen. Zodra de arts tijd heeft, krijgt zij antwoord. Efficiënt. Beter.
Is het beter? Als ik mijn mobiel gebruik, hoor ik niet meer wat mijn dochter mij heel enthousiast vertelt. Mijn vriend en ik hangen op de bank en staren naar onze schermen, in plaats van in elkaars ogen. Dat klinkt toch meer als achteruitgang. Niet iedere persoon krijgt dat ge-app en ge-touchscreen voor elkaar. Zo moet je op mijn afdeling televisie aanvragen via een keuzemenu. Daar komt geen telefoonpersoon meer aan te pas. Dat gedruk van cijfers maakt mensen onzeker. Ze krijgen het niet meer voor elkaar, zonder een echt mens aan de andere kant van de lijn.
Advies: pas handhygiëne toe voor en na gebruik smartphone. >>>
En hoe zit het eigenlijk in dit vooruitstrevend en efficiënt computermilieu met de privacy? Wat doet mijn zaalarts met de beenvlekfoto na het overleg? Komt die nog eens voorbij op een verjaardag? Wordt die opgeslagen ergens? Het schijnt dat steeds meer zorgpersoneel foto’s knipt van spannende casuïstieken die voorbij komen. Wellicht om van te leren of te overleggen. Maar toch… wat blijft er van je eigen ik nog over, als je in allerlei telefoons van anderen bent opgeslagen?
Je kunt niet om computers heen. Ik ben blij met ze. Soms houd ik meer van mijn smartphone dan van mijn vriend. Gelukkig is dat maar heel zelden. Gelukkig hebben wij er thuis afspraken over. Ben je binnen, dan zet je het geluid af en leg je de telefoon bij de deur. Op de bank is hij van mij en ben ik van hem. Aan tafel luisteren we naar mijn dochter.
Een speciaal voor verpleegkundigen ontwikkelde smartphone moet ervoor zorgen dat verpleegkundigen efficiënter kunnen werken en meer tijd voor de patiënt overhouden. Dat lees je hier >>>
Afspraken, daar gaat het om. Wat doe je wel en wat moet je laten? Wie houd je al dan niet in de gaten? Waar laat je wat je vastlegt? Ik werk gewapend met smartphone. Tijdens werktijd reken ik ermee. Voor een patiënt zoek ik snel even op waar het dichtstbijzijnde hulpmiddelencentrum is. Omdat inloggen in een computer gepaard gaat met extra stappen, handelingen en wachttijd. Mijn telefoon doet het meteen. Maar ik begeef mij op een gevaarlijk randje. Wat denkt bezoek van deze zuster met telefoon in de hand? En hoe negeer ik de facebookberichten die onder werktijd trillen in mijn zak? Begrijp me niet verkeerd. Ik raak het apparaat misschien twee keer aan, onder werktijd. Maar het is een instrument geworden. Een armverlengstuk. Een communicatieorgaan. Daar moeten we maar eens goed over praten. Of twitteren.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account