Als we echt evidence-based met reanimatie willen omgaan, ontkomen we niet aan meer flexibele reanimatie-afspraken, denkt Hugo.
Onlangs hoorde ik over het sterven van een hoogbejaarde vrouw bij ons in het ziekenhuis. Een treurig verhaal. De nachtdienst had haar ‘s ochtends vroeg levenloos in bed aangetroffen. Wat volgde was een lange reanimatie die eindigde met het vaststellen van de dood op de intensive care. ‘Waarom had die vrouw een volledig beleid?’ hoor ik mijn collega’s bij de overdracht boos zeggen. ‘Dit was zo kansloos!’
Ik begrijp de frustratie. De oude vrouw had rustig in haar slaap kunnen overlijden. Nu stierf ze onder de felle intensive care lampen met gebroken ribben en een buis in haar keel. Misschien zijn mijn collega’s wel boos omdat ze bijdroegen aan deze gewelddadige dood. Geweld dat ze zelf in gang hebben gezet door de reanimatie te starten en het team erbij te halen. Kennelijk voelden ze niet de ruimte iets anders te doen.
Was het een kansloze reanimatie? Ja. Er was geen getuige van de hartstilstand. De laatste keer dat de vrouw levend werd gezien was vier uur eerder. Het eerste ritme was asystolie. Kanslozer wordt het niet.
Had de vrouw een Niet Reanimeren beleid moeten hebben? Niet per se. Zij was bekend met diabetes en decompensatio cordis, maar dat is niet genoeg om op medische gronden van reanimatie af te zien. Stel dat ze in aanwezigheid van een arts of verpleegkundige een hartstilstand had gekregen op basis van ventrikelfibrilleren. Dat had een behoorlijk kansrijke reanimatie opgeleverd. Het was de context die de reanimatie kansloos maakte, niet de leeftijd of comorbiditeit.
Daar gaan we als ziekenhuizen nog altijd de mist in. Natuurlijk, wel of niet reanimeren is in de meeste ziekenhuizen geen taboe meer. Er wordt tijdens visites flink over gediscussieerd. Alleen beperken we ons tijdens deze gesprekken nog altijd tot thema’s als leeftijd en allerhande aandoeningen, terwijl we het over de context moeten hebben. Dat is namelijk wat wetenschappelijk onderzoek ons al jaren laat zien.1 De invloed van leeftijd en comorbiditeit op de uitkomst van reanimatie is relatief beperkt. Wel of geen getuige van de hartstilstand is veel bepalender.
Dat inzicht kan ons helpen aan een meer humane reanimatiepraktijk. Het zou goed zijn als we binnen het ziekenhuis naast een wel of niet reanimeren beleid een derde keuze toevoegen: alleen reanimeren als er een getuige is van de hartstilstand. Een dergelijke afspraak lijkt me geschikt voor ouderen bij wie het nut van reanimatie discutabel is, maar die toch graag gereanimeerd willen worden. Door een flexibele afspraak behoud je het kansrijke aspect van reanimatie, maar voorkom je dat reanimatiebeleid de aanleiding is voor zinloos geweld rondom de dood.
Uiteraard legt een flexibele afspraak een grote verantwoordelijkheid bij verpleegkundigen. Zij staan als eerste aan het bed en krijgen officieel de ruimte de situatie op waarde te schatten. En situaties zijn niet altijd even eenduidig. Artsen, bestuurders, en natuurlijk verpleegkundigen zelf: we zullen daar allemaal aan moeten wennen. Scholing zal noodzakelijk zijn. Maar als we echt evidence-based met reanimatie willen omgaan, ontkomen we niet aan meer flexibiliteit. Dat inzien is een goede eerste stap.
1 Beesems SG, Blom MT, Van der Pas MTA et al. Comorbidity and favorable neurologic outcome after out-of-hospital cardiac arrest in patients of 70 years and older. Resuscitation, Sept 2015. Volume 94. Pag 33–39. DOI: http://dx.doi.org/10.1016/j.resuscitation.2015.06.017
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account