MAARSSEN – Patiënten met gynaecologische kanker hebben niet altijd behoefte aan psychosociale begeleiding. Dat blijkt uit onderzoek van Hetty Ockhuijsen, waarmee zij afgelopen donderdag cum laude als tweehonderdste verplegingswetenschapper afstudeerde aan de Universiteit Utrecht.
Ockhuijsen, verpleegkundig specialist in het UMC
Utrecht, verrichte kwalitatief onderzoek naar de follow-up van veertien
patiënten met vergevorderde gynaecologische kanker. Een deel van de patiënten
bezocht het gebruikelijke spreekuur van de specialist. De andere groep bezocht
een aanvullend verpleegkundig spreekuur. Deze screende de patiënten uitvoerig op
psychisch welbevinden. Uit de interviews die Ockhuisen hield bleek dat patiënten
zowel bij de arts als bij de verpleegkundige wisselende ervaringen hadden, omdat
de zorg niet altijd aansloot op de behoefte.
Steun
Patiënten, zo blijkt
uit het onderzoek, zijn op zoek naar ‘passende steun’. Vrouwen met
gynaecologische kanker ervaren vaak een tekort aan ‘diepgaande steun’. De steun
van familie, vrienden of partner wordt gewaardeerd, maar is veelal oppervlakkig.
Het merendeel van de patiënten wil echter niet uitgebreid over de ziekte praten.
Zo ervoeren sommigen het afnemen van een vragenlijst over psychisch welbevinden
negatief. Zij hadden alleen behoefte aan informatie over de medische
behandeling.
Doorverwijzer
Uit het onderzoek blijkt dat verpleegkundigen vooral
belevingsgerichte zorg moeten bieden, dus die zorg waaraan de patiënt op dat
moment behoefte heeft. Ook heeft de verpleegkundige tijdens het verpleegkundig
spreekuur, dat een uur duurt, tijd om te bespreken aan welke professionele
begeleiding de patiënt behoeft heeft. Dit om te kunnen doorverwijzen naar andere
hulpverleners. Hier heeft de specialist vaak geen tijd voor.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account