De rol van verpleegkundigen en verzorgenden bij het proces van besluitvorming in de laatste levensfase wordt onderschat. Verpleegkundigen en verzorgenden signaleren en observeren, maar de informatie die zij daaruit krijgen wordt onvoldoende benut.
Dat staat in een rapport ‘Moet alles wat kan?’ van ZonMW dat gisteren verscheen. Het rapport is een verkenning naar medische besluitvorming bij het begin en einde van het leven. De onderzoekers interviewden deskundigen en bestudeerden rapporten en artikelen.
Communicatie
Verpleegkundigen en verzorgenden zien en spreken de patiënt en zijn familie veel vaker dan de arts en beschikken daardoor over andere informatie die wel degelijk relevant is. Zij signaleren en observeren, maar met de uitkomsten daarvan lijkt vaak nog te weinig worden gedaan, zo staat in het rapport. Een voorbeeld van een geïnterviewde illustreert dit: ‘Goede ervaringen worden bijvoorbeeld opgedaan met consulten op afdelingen oncologie, waarbij artsen en verpleegkundigen samen het gesprek met een patiënt voeren. Volgens betrokkenen blijkt na afloop van het gesprek vaak dat de oncoloog andere dingen van de patiënt heeft gehoord dan de verpleegkundige, en vice versa.’ Volgens de onderzoekers moet er nu worden uitgezocht hoe dit kan en wat ervan geleerd kan worden.
Uit een poll op Nursing.nl bleek vorig jaar dat 90% van de verpleegkundigen vindt dat de arts te lang doorbehandelt. Lees meer
Verpleegbaarheid
Volgens de verkenning van het ZonMW moet er per individuele patiënt worden bekeken welke hulpverleners er voor het besluitvormingsproces belangrijk zijn en welke bijdrage zij kunnen leveren. ‘Zo wijzen verpleegkundigen er op dat artsen vaak te weinig oog hebben voor de eventuele consequenties van een beslissing voor de ‘verpleegbaarheid’ van patiënten. Uit verpleegkundig perspectief is het belangrijk dat er een minimale kans is op complicaties, zoals pijn, doorliggen of verwardheid. Als een arts besluit te opereren, is het bijvoorbeeld relevant om te weten welke 24-uurszorg een patiënt na de operatie moet krijgen. Hetzelfde geldt voor een beslissing om géén behandeling uit te voeren: welke inzet is er dan nodig voor het verpleegkundig en verzorgend team?’ Deze ‘verpleegbaarheid’ kan een criterium zijn dat in elk besluitvormingsproces wordt meegenomen, schrijven de onderzoekers van ZonMW. ‘Indien dit niet gebeurt, kan de zorg te belastend worden, zowel voor de verpleegkundigen en verzorgenden als voor de patiënt zelf.’
Aandacht in opleidingen
Volgens ZonMW moeten opleidingen, bij- en nascholingen voor artsen, verpleegkundigen en verzorgenden expliciet aandacht besteden aan het besluitvormingsproces in deze fase. ‘Het gaat dan vooral om de beste wijze waarop deze beroepsgroepen communicatieve vaardigheden kunnen leren (wat werkt voor wie). Ook hebben veel hulpverleners te weinig medische, verpleegkundige en/of verzorgende kennis over ziekte en gezondheid bij de relevante patiëntencategorieën.’
Stuurgroep laatste levensfase
Gisteren werd eveneens een stuurgroep ‘Passende zorg in de laatste levensfase’ opgericht door V&VN, artsenorganisatie KNMG en patiënten- en ouderenorganisaties. De stuurgroep wil dat artsen, verpleegkundigen en patiënten het vanzelfsprekend gaan vinden om te praten over de kwaliteit van leven. ‘Dat dus niet de behandeling van de ziekte centraal staat, maar wat de zieke nog wil met de rest van zijn leven. Dan kan het soms ook een goede keuze zijn om af te zien van een mogelijk levensverlengende behandeling. In dit project onderzoeken we welke obstakels dit open vizier in de weg staan en hoe we die kunnen slechten’, aldus voorzitter van de stuurgroep, Gerrit van der Wal op de website van KNMG. ‘Zo nodig zullen wij ook aanbevelingen doen voor de opleiding en nascholing en voor de financiering van de zorg.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account