Test je kennis over rouwverwerking bij cliënten met deze acht vragen.
1 Ouderen krijgen op latere leeftijd steeds meer te maken met sterfgevallen omdat:
A ze meer (klein)kinderen hebben.
B ze steeds ouder worden.
C beide.
2 Hoeveel weduwnaars en weduwen van boven de 60 jaar zijn er in Nederland?
A 140.000 weduwnaars en 630.000 weduwen.
B 240.000 weduwnaars en 530.000 weduwen.
C 40.000 weduwnaars en 430.000 weduwen.
3 Hoe kun je als verzorgende een rouwende helpen?
A Door sociale activiteiten te stimuleren.
B Door opbeurende woorden te bezigen zoals: ‘Jullie hebben toch een mooi leven gehad
samen?’
C Door ervoor te zorgen dat een cliënt zichgehoord en gezien voelt in zijn of haar verlies.
4 Het grootste verschil in rouwverwerking tussen ouderen en jongere mensen is:
A bij ouderen ontbreekt vaak de zin en wil om het leven weer op te pakken.
B ouderen vinden het moeilijk om hulp te vragen.
C beide.
5 Waarom vragen ouderen minder snel om hulp dan jongeren?
A Ze denken dat hulp geen effect heeft.
B Hulp vragen is voor deze generatie niet
vanzelfsprekend.
C Zowel A als B.
6 Het is belangrijk om het onderwerp (het verlies) te vermijden.
A Dat is waar.
B Dat is niet waar.
7 Het stimuleren van rouwende ouderen om (sociale) activiteiten te ondernemen is een goed idee.
A Dat is waar.
B Dat is niet waar.
8 Het belangrijkst in het rouwproces van ouderen is:
A dat de oudere zich gehoord voelt.
B dat de oudere met iedereen over zijn gevoelens praat.
C dat de oudere met lotgenoten in gesprek gaat.
Antwoorden: 1B 2A 3C 4C 5B 6B 7B 8A
Uitslag:
0-3 goed
Je weet nog niet voldoende.
3-6 goed
De belangrijkste dingen weet je.
6-8 goed
Je hebt het helemaal begrepen!
Klik hier om je kennis te testen in een andere kennisquiz
Deze quiz hoort bij de Klinische Les die te lezen is in Tijdschrift voor Verzorgenden
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account