De kwaliteit van leven van mensen met dementie die in een verpleeghuis wonen is even hoog als van degenen die (nog) thuis wonen. De negatieve berichtgeving over verpleeghuiszorg lijkt dus niet te kloppen, blijkt uit promotie-onderzoek van Hanneke Beerens.
Betekent dit dat de kranten onzin verkondigen over slechte verpleeghuiszorg?
‘Voor de duidelijkheid: mijn onderzoek richt zich niet op àlle mensen met dementie, we keken naar een specifieke groep mensen: mensen die nét voor opname zaten en mensen die recent waren opgenomen. Dit is belangrijk, omdat ik niet wil zeggen dat iedereen het beste naar het verpleeghuis kan verhuizen. Mijn onderzoek toont aan dat mensen die al in een meer vergevorderd stadium van dementie zitten en waarbij opname er aan zit te komen, in het verpleeghuis een vergelijkbare kwaliteit van leven kunnen hebben als thuis. De negatieve berichtgeving over de verpleeghuiszorg kan ik op basis van mijn onderzoek inderdaad niet bevestigen. Dit betekent niet dat er nooit incidenten zijn en dat alles perfect gaat: uiteraard moeten er dingen beter, maar ik wil graag laten zien dat er ook al een heleboel dingen goed gaan in het verpleeghuis.
Poster dementie
Nu te downloaden op Nursing.nl: een poster met de vier meest voorkomende vormen van dementie en hun belangrijkste overeenkomsten & verschillen. Download de poster>>>
Wat zijn de meest opvallende resultaten?
‘Dat Nederland op veel vlakken veel beter scoort dan de zeven andere Europese landen (, Duitsland, Engeland, Zweden, Estland, Finland, Frankrijk en Spanje) waarnaar we onderzoek deden. Waar bijvoorbeeld thuiswonende mensen met dementie in de acht Europese landen gemiddeld 10% van de tijd met vrijheidsbeperkende maatregelen te maken krijgen, is dat in Nederland slechts 3%. En waar bijvoorbeeld 7% van de mensen in een verpleeghuis met doorligwonden te maken krijgt in de acht Europese landen samen, is dat in Nederland 4%. Daarom noem ik Nederland allround kampioen dementiezorg: we scoren niet per se op élk punt het beste – net zoals een allround kampioen schaatsen niet alle afstanden hoeft te winnen – maar over de gehele linie doen we het goed.’
Hoe zijn deze positieve getallen te verklaren?
‘Omdat de zorgstructuren in de verschillende landen sterk verschillen, is het moeilijk om exact aan te wijzen waarom we verschillen vonden. Wel durf ik de stelling aan – zonder dat ik dit onderzocht heb – dat de Nederlandse langdurige zorg ver ontwikkeld is in vergelijking met sommige andere landen. In Nederland hebben we bijvoorbeeld woonvormen die zich specifiek richten op mensen met dementie. Er een multidisciplinair team in dienst van verpleeghuizen om zorg te verlenen. En de arts is geen huisarts maar gespecialiseerd in ouderengeneeskunde. Dit draagt volgens mij bij aan een goede kwaliteit van zorg.’
Wat is er nodig om de kwaliteit van leven nog verder te verbeteren?
‘Mijn onderzoek toonde aan dat stemming het allerbelangrijkst is voor kwaliteit van leven. Dus het is belangrijk om een negatieve stemming om te buigen in een positieve stemming, maar ook om een positieve stemming verder te bevorderen. Stemming is belangrijker voor kwaliteit van leven dan bijvoorbeeld iemands fysieke welbevinden of iemands cognitieve capaciteiten. Hiermee bedoel ik te zeggen dat iemands kwaliteit van leven dus niet alleen maar afhangt van hoe goed iemand verzorgd wordt of nog goed kan lopen, maar dat andere dingen nog belangrijker zijn. Het klinkt misschien eenvoudig om meer in te zetten op stemming, maar dit kan in de praktijk behoorlijk ingewikkeld zijn. Wanneer iemand bijvoorbeeld niet meer verbaal kan uitleggen wat hij of zij wil, is er toch een risico dat hij of zij minder aandacht krijgt dan iemand die door onbegrepen gedrag meer aandacht vraagt. Dit heb ik zelf ook ervaren toen ik als verpleegkundige in het verpleeghuis werkte. Ik denk dat er in de zorgopleidingen meer aandacht moet komen voor zulke psychosociale zorgverlening. Iemand goed kunnen wassen of goed een wond kunnen verzorgen is niet meer genoeg.’
Wat adviseer je verzorgenden?
‘Ik zou alle verzorgenden willen uitdagen om zo veel mogelijk te weten te komen over de mensen met dementie waar ze voor zorgen. Spreek allereerst natuurlijk met mensen zelf, maar spreek ook regelmatig met hun naasten. Wat voor beroep hadden mensen? Wat zijn of waren hun hobby’s? Wat voor eten vinden zij lekker? Het is belangrijk om dit niet alleen genoteerd te hebben in het zorgplan, maar om hier steeds van bewust van te blijven. Allereerst kan veel onbegrepen gedrag, wat zich soms bijvoorbeeld uit in agressiviteit, op die manier verklaard worden en is er misschien makkelijker mee om te gaan. Zo hoorde ik laatst bijvoorbeeld in een verpleeghuis dat een bewoner steeds maar aan het slaan was op de tafel. Na een hele tijd kwamen ze er achter dat er een bepaald ritme zat in deze sla-bewegingen en dat deze man in de oorlog een beroep had gehad waarmee hij met bepaalde ritmes seinen doorgaf. Toen kwamen ze er dus achter dat deze man niet boos was, maar probeerde te communiceren. Verder is veel kennis over iemands behoeften natuurlijk ook ontzettend belangrijk om de kwaliteit van leven van mensen zonder onbegrepen gedrag te verbeteren. Denk hierbij niet te snel in onmogelijkheden, maar probeer te onderzoeken wat er wél mogelijk is.’
Inspirerend: verzorgenden en verpleegkundigen deelden hun mooiste herinnering aan hun cliënt met dementie. Klik hier voor hun verhalen
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account