Barbara voelt zich wat ongemakkelijk bij de plotselinge heldenstatus die haar beroep nu heeft. Ze voelt zich helemaal geen held; ze doet gewoon haar werk.
Op 17 maart werd massaal gehoor gegeven aan de oproep om een groot applaus te geven aan zorgmedewerkers. Ik moest even slikken toen ik mijn huis uitliep en de hele straat hoorde klappen. Het applaus was ook voor mij. Een tsunami van filmpjes volgden op Facebook, Instagram en Twitter. Alle mensen in de zorg kregen een nationale staande ovatie, prachtig.
Ook zie je overal spandoeken waarop de mensen in de zorg worden bedankt voor hun inzet tijdens deze corona-crisis. Er worden bloemen uitgedeeld aan verpleegkundigen. Kisten met fruit bezorgd als blijk van waardering. Er stond vorige week zelfs een wildvreemde mevrouw aan mijn voordeur (op anderhalve meter afstand) en overhandigde mij een zakje zelfgebakken koekjes “uit respect voor mensen met vitale beroepen”. Ook krijg ik appjes van mensen die mij spontaan hulp in de huishouding aanbieden.
En het moet niet gekker worden maar nu krijgen we bij de supermarkt ook een speciale behandeling. Op vertoon van je badge mag je als zorgmedewerker met voorrang naar binnen. Ik vind het idee heel lief maar ik zie mezelf echt niet met mijn UMC-pas staan zwaaien bij de supermarkt om sneller binnen te komen.
Wat mij betreft gaat dit een stapje te ver. Hoe zit het dan met de mensen die in de bouw werken? Of andere mensen die in deze tijd ‘gewoon’ aan het werk zijn. De buschauffeurs of de supermarktmedewerkers zélf?
Begrijp me niet verkeerd hoor, ik vind de waardering die wij krijgen echt heel fijn. Eindelijk, zou ik zeggen. Minister-president Rutte steekt ons openlijk op tv veelvuldig veren in ons achterste. We worden bedankt, bejubeld, op voetstukken geplaatst en worden om de haverklap ‘helden’ genoemd.
Maar ik voel me helemaal geen held. Ik doe gewoon mijn werk. Heel belangrijk werk, dat wel. Door mij een heldenstatus te geven wordt er gesuggereerd dat ik dit werk geheel belangeloos doe. Het maakt me ongemakkelijk. En misschien wil ik wel gewoon de waardering die we allemaal verdienen: een goed salaris, behoud van collega’s, veilige werkomstandigheden en genoeg beschermingsmateriaal.
De onderhandelingen van de cao’s en de langslepende Wet BIG 2 besprekingen zorgden vorig jaar voor veel onrust onder onze beroepsgroep. Er ontstond zelfs een tweedeling in onze ‘verpleegfamilie’. Veel verpleegkundigen voelden zich niet gewaardeerd en aan de kant gezet. Velen verlieten zelfs ons mooie beroep. Uitgeblust en moegestreden.
Deze ‘zomer van 2019’ blijft voor altijd in mijn geheugen gegrift. De coronacrisis komt daar als een klap bovenop. We waren nog niet op adem gekomen van alle onrust. Maar in plaats van instorten en de moed opgeven wordt in tijden van crisis duidelijk waar wij als zorgverleners zo goed in zijn: veerkracht en flexibiliteit. O ja, én positief vooruitkijken.
Het is bewonderenswaardig hoe onze beroepsgroep zich herpakt, de schouders eronder zet, de mouwen opstroopt en aan de slag gaat! Van een tweestrijd is geen sprake meer op de werkvloer. Er heerst saamhorigheid. De ‘verpleegfamilie’ voelt weer compleet.
En wat mij in deze tijd echt tot op het bot ontroert is dat zoveel ex-zorgmedewerkers de weg richting het werkveld weer willen vinden. Welkom terug! Pas goed op elkaar én jezelf want we hebben een lange adem nodig. Laten we elkaars held zijn in deze crisis.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account