Hugo heeft een zoon gekregen en heeft dus een kraamverzorgende in huis. Het valt hem op hoe ze opleeft van de ‘geneeskundige’ handelingen die ze moet verrichten.
We hebben een zoon gekregen en worden daarom deze week ondersteund door een kraamverzorgende. Een beetje vreemd is het wel, zo’n hulpverlener over de vloer. Enerzijds handig – zelf de baby badderen blijkt lastig wanneer je net een keizersnede hebt ondergaan – anderzijds betekent het een flinke aantasting van de privacy. Iedere keer als ze de deur achter zich dichttrekt, zijn we stiekem opgelucht.
We zien graag dat ze stofzuigt en de was opvouwt, maar dat zijn klusjes waarvoor ze nauwelijks te porren is. Liever zit ze op de bank om te vertellen over haar nieuwe relatie. Opleven doet ze pas wanneer er data moet worden verzameld. Het wegen en temperaturen van de baby, het tellen van de pols van mijn vrouw.
Vooral dat laatste tovert ze om tot een gewichtig ritueel. Ze trekt haar witte jasje recht en pakt een minuscuul zandlopertje uit een etuitje. Geconcentreerd zoekt ze met haar middelvinger de hartslag van mijn vrouw. Vervolgens sluit ze haar ogen en draait de zandloper om. Na een halve minuut in trance is ze er weer. ‘Zeventig,’ zegt ze. Even weegt ze in gedachten de uitslag en laat ze ons in spanning, maar dan knikt ze bemoedigend. ‘Zeventig is prima.’
De gewichtigdoenerij is eenvoudig te verklaren. Het tellen van de pols ruikt een beetje naar het ziekenhuis. Het draagt iets medisch in zich waardoor de grandeur van de geneeskunde ook op onze kraamhulp afstraalt. En juist dat is precies wat de huishoudelijke taken haar niet brengen of zelfs ontnemen: status en aanzien.
Het is verleidelijk hier grappen over te maken. Die gekke kraamhulp met haar gekke zandlopertje. Maar op de psychogeriatrische afdeling van het verpleeghuis zie ik sommige verpleegkundigen precies hetzelfde doen.
Volgens Hugo is er te weinig laagcomplexe zorg in het ziekenhuis voor het beroepsprofiel basisverpleegkundige: de mbo-verpleegkundige dus. Lees meer>>
De plek waar de mensen met dementie wonen ligt ver bij het ziekenhuis vandaan. Er wordt vooral verzorgd en begeleid. Sfeer brengen in de huiskamer. Die leuke jarenvijftig-cd opzetten waar mevrouw Van Galen zo enthousiast op reageert. Voorkomen dat meneer Galjaard en meneer De Graaf vandaag weer ruzie krijgen over wie er in de grote groene stoel mag zitten. Het is belangrijk werk, en allesbehalve eenvoudig. Een aangename omgang met ernstig demente mensen vereist enorm veel kennis en kunde.
Toch zie ik net iets te vaak dat verpleegkundigen met een grote boog om het huiskamergebeuren heenlopen. Liever storten ze zich op de medicijnkar, of kijken nog een keer naar de allang genezen wond op de knie van mevrouw Engelaar. En is het niet verstandig de bloedsuiker van meneer Ransdorp voor de zekerheid nog een keer te prikken?
De huiskamer waar de mensen met dementie verblijven wordt helaas ervaren als stigmatiserend, als een plek die negatief op de verpleegkundige afstraalt. En daarom zoeken sommige collega’s – net als de kraamhulp bij ons thuis – houvast in handelingen die de sfeer van geneeskunde ademen. Het liefst zouden ze het verpleeghuis vandaag nog ombouwen tot een groot academisch ziekenhuis. Ook daar kunnen we lacherig over doen, maar het is vooral jammer en een gemiste kans.
Hugo van der Wedden is interim-verpleegkundige en medisch socioloog. Hij blogt over zijn werk aan het bed en ontwikkelingen in de zorg. Lees al Hugo’s Nursing blogs>>>
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account