Sinds eind 20ste eeuw is verpleegkundig handelen ‘evidence based’: feiten, een kritische attitude en klinische expertise dienen verantwoord verplegen te garanderen. Uit recent onderzoek blijkt echter dat er ook zoiets is als het ‘niet-pluisgevoel’.
Dat wil zeggen dat verpleegkundigen, ruim voordat er sprake is van objectief waarneembare achteruitgang bij de patiënt, intuïtief aanvoelen dat het niet goed gaat. Is zo’n niet-pluis gevoel eigenlijk iets nieuws of hadden verpleegkundigen dat vroeger ook al?
Van onschatbare waarde
In Nederland waren er tot 1880 geen algemene ziekenhuizen of gediplomeerde verpleegkundigen. Wie ziek was, bleef thuis om door familieleden, meestal vrouwen en moeders, verpleegd te worden. Om tijdig een arts te waarschuwen, moesten deze vroege mantelzorgers goed in de gaten houden of de situatie van de zieke verslechterde. Hun niet-pluis gevoel, anders gezegd hun intuïtie, was daarbij van onschatbare waarde.
Een geheimzinnige macht
Vanaf het moment dat verplegen een beroep werd, veranderde die waardering voor de rol van intuïtie. In Engeland, waar professionele verpleging vanaf 1860 tot bloei kwam, maakte Florence Nightingale er korte metten mee. In haar beroemde leerboek Notes on Nursing schreef ze dat goede verpleging nooit gebaseerd mocht zijn op een ‘geheimzinnige macht’ zoals het gevoel, maar altijd gestoeld op nauwkeurige waarneming en observatie. In Nederland namen artsen deze opvatting in hun leerboeken voor de verpleging 30 jaar later over. Zo schreef Eduard Stumpff dat hij van de verpleegkundige een technisch rapport van de toestand van de zieke verwachtte. De verpleegkundige controleert, rapporteert en neemt goed waar om uitsluitend op basis van die gegevens de arts tijdig te waarschuwen.
Onbetrouwbaar kompas
Ook in de leerboeken die na 1920 van de hand van verpleegkundigen zelf verschenen, is geen sprake van ruimte voor intuïtie. Zo vond Frederike Meyboom dat een verpleegkundige technisch moest leren wat een zieke nodig had. Haar devies in 1920 was: ‘zuster, redeneert, overlegt en gebruikt uw gezonde verstand’. Een goede verpleegkundige moest nauwkeurig observeren en rapporteren aan de arts. Ook verpleegkundig-docente Heleen Melk dacht er in 1940 zo over, al voegde zij er wel een nieuwe dimensie aan toe: verpleegkundigen moesten niet botweg opdrachten uitvoeren, maar dat met enige intelligentie doen en in 1967 bestempelt het Tijdschrift voor Ziekenverpleging intuïtie nog als een ‘onbetrouwbaar kompas om op te varen’.
Ook in Nursing februari: een uitgebreid artikel over het niet-pluisgevoel. Meer over de nieuwe Nursing
Voorzichtige verandering
Met de start van de HBO-V in de jaren ’70 werd de opleiding voor verpleegkundigen op een hoger plan getild. Dat vereiste nieuw lesmateriaal. Vooral de leergang In goede handen werd populair. Deze zag de verpleegkundige niet meer louter als het verlengstuk van de arts maar had ook oog voor de rol van de geschoolde verpleegkundige die door haar contact met de patiënt meer informatie verzamelde dan alleen polsslag of bloeddruk. De eerste hoogleraar Verplegingswetenschap Van den Bergh-Braam constateert dan ook in 1972 dat intuïtie in bijzondere gevallen, mits voorzichtig toegepast, van grote betekenis kan zijn. De ervaren verpleegkundige die observeert, ‘kan toch het dwingende gevoel hebben, dat er iets hapert’.
Geschoolde intuïtie
Om de verpleging als professioneel vak neer te zetten, werd de afgelopen 100 jaar vooral gehamerd op feitelijke onderbouwing van verpleegkundig handelen met als sluitstuk ‘evidence based nursing’. Het is echter even noodzakelijk dat er wetenschappelijke aandacht komt voor de ‘geschoolde intuïtie’, gebaseerd op ervaring en kennis. Want ook die maakt deel uit van effectief verpleegkundig handelen.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account