Als jij als verpleegkundige betrokken bent bij de zorg voor ongeneeslijk zieken en stervenden, heb je dan voldoende oog voor hun (klein)kinderen?
In het hospice waar ik ooit als vrijwilliger werkte, ontmoette ik een vrouw die over niet al te lange tijd zou sterven. We spraken over haar zeven kinderen, die regelmatig op bezoek kwamen, en dat ook hadden gedaan in de tijd dat ze nog thuis woonde: alleen, na het overlijden van haar man, vele jaren eerder. ‘Het zijn allemaal schatten’, liet ze zich ontvallen. ‘Maar er is er maar één aan wie ik in mijn leven iedere dag heb gedacht’, zei ze. ‘En dat is het kindje dat bij de geboorte is overleden.’
De impact van een doodgeboren kindje is enorm groot. Het verklaart de enorme belangstelling voor de recente mogelijkheid om levenloos geboren kinderen op te nemen in de Basisregistratie Personen. ‘In vroegere tijden’ was het gebruikelijk om de moeders zoveel mogelijk weg te houden van het kindje. Dat gebeurde vanuit de beste bedoelingen: het zou traumatisch voor de moeder kunnen uitpakken als ze haar dode kindje zou zien, en dat wilde men voorkomen. Inmiddels weten we beter, en daar heeft ook de overheid – na de nodige druk van ouders, dat wel – de regelgeving op aangepast. Het weghouden is ‘erkennen’ geworden.
Eenzelfde beweging is de voorbije decennia gemaakt rondom de vraag of jonge kinderen wel of niet betrokken moeten worden bij de uitvaart van hun vader, moeder of grootouder. Mochten de kinderen ‘in vroegere tijden’ niet in de buurt van de overledene komen, tegenwoordig doen de meeste uitvaartverzorgers (of ritueelbegeleiders) hun best kinderen zo actief mogelijk bij de uitvaart te betrekken: ze maken een tekening op de kist of krijgen een rol in de uitvaartdienst. Ook het weghouden van kinderen gebeurde destijds vanuit de beste bedoelingen: het zou traumatisch voor hen kunnen uitpakken als ze hun dode vader, moeder of grootouder zouden zien. Inmiddels weten we beter, en daar heeft de uitvaartbranche de invulling van uitvaarten op aangepast. Het weghouden is ‘betrekken’ geworden.
Zit er eigenlijk beweging in de manier waarop zorgverleners omgaan met (klein)kinderen die een ouder of grootouder gaan verliezen? Ik doel op zorgverleners die ongeneeslijk zieken verzorgen in ziekenhuizen, verzorgingshuizen, verpleeghuizen, hospices of het eigen huis van die zieke. Natuurlijk, de focus van zorgverleners is gericht op die patiënt, eventueel ook op de partner van die patiënt, maar geven zij de jonge (klein)kinderen aandacht? Stimuleren zij de ouders mét hun jonge kinderen op bezoek te komen bij hun opa of oma? Stimuleren zij het afscheid nemen? Stimuleren zij de kennismaking met het einde van het leven?
Tegenwoordig vinden we het volgens mij erg normaal om hier vanuit de zorgverlening niet of nauwelijks – en zeker niet structureel – aandacht voor te hebben. Doen we daar goed aan? Moet dat zo blijven? Of wordt dit zoiets waarover iemand over veertig jaar kan schrijven: ‘Inmiddels weten we beter, en daar heeft de zorgverlening haar zorg op aangepast. Negeren is ‘betrekken’ geworden.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account