De gevleugelde uitspraak “De patiënt staat centraal” voert de lijst met jeukjargon aan. Terecht, vindt Rob en hij legt ook uit waarom.
‘Jeukwoorden’ in de zorg kregen de voorbije weken aandacht in een interview met borstkankeractivist Désirée Hairwassers en een artikel van Japke-d. Bouwman, journalistiek expert in jeukjargon. Maar waarom is de nummer één uit de top-tien van meest irritante zorgjargon, ‘de patiënt staat centraal’, zo fout?
In de top-tien staan hilarische jeukwoorden en begrippen. Woorden en begrippen waarvan ik hoop dat verpleegkundigen die nooit gebruiken. Zoals ‘wenswachtenden’ en ‘patiënten in hun kracht zetten’. Van andere woorden kan ik me voorstellen dat ze er zomaar doorheen sluipen in het taalgebruik: keukentafelgesprek, zelfredzaamheid of ‘kanker overwinnen’. Toen ik zo’n tien jaar geleden een lezing hield op het congres dat ter ere van het tienjarig bestaan van vakblad Pallium gehouden werd, besteedde ik aandacht aan de slogan die in de palliatieve zorgwereld te pas en te onpas werd gebruikt: ‘De patiënt staat centraal.’ Ik zette hem op nummer één van de lijst van palliatieve platitudes en sprak de hoop uit dat we dit zinnetje nooit meer zouden gebruiken.
Helaas is het gebruik ervan alleen maar toegenomen, tot ver buiten de palliatieve wereld. Ik ben het dan ook erg eens met Desirée Hairwassers, die deze uitspraak anno 2018 bovenaan de lijst jeukjargon in de zorg plaatst. In de artikelen die NRC aan het jeukjargon besteedde, werd echter niet vermeld waarom het uitspreken van ‘De patiënt staat centraal’ nou zo erg is. Dat was jammer. Ik kan daarover in ieder geval ten aanzien van de palliatieve patiënt het volgende zeggen.
Zolang er mensen ongeneeslijk ziek zijn en gaan sterven, zolang zijn de partner, de kinderen en eventuele andere familieleden de belangrijkste mensen om hen heen. Ook kunnen we de meest nabije vrienden, of soms de buren, tot de inner circle van ‘het informele zorgteam’ rekenen. Zij allen staan garant voor de alledaagse zorg en ondersteuning, die, afwisselend in intensiteit, soms weken, maanden of jaren benodigd kan zijn.
Stel dat er bij een ongeneeslijk zieke patiënt een jaar tijd zit tussen diagnose en dood, hoeveel procent van die tijd ziet die zieke een dokter? Zal dat ongeveer 0,1% zijn? En hoeveel procent van die tijd ziet de zieke een verpleegkundige of verzorgende? Zal dat ongeveer 5% zijn? Als dergelijke zorgverleners zeggen dat ‘de patiënt centraal staat’, zeggen ze eigenlijk: ‘De patiënt staat centraal, in mijn systeem.’ En dat is tricky.
Want de patiënt had namelijk altijd al een systeem, en dat lijkt dan een beetje te worden vergeten. Het systeem van gezin, familie, vrienden, buren, collega’s, et cetera. Daar leefde hij vaak al vele tientallen jaren mee. En opeens is hij ernstig ziek en zou hij moeten voortleven in een ander systeem, het systeem van de gezondheidszorg? Dat is een fundamentele denkfout. Het kan ertoe leiden dat zorgverleners zichzelf te belangrijk gaan vinden. Alsof artsen en verpleegkundigen de belangrijkste leveranciers van palliatieve zorg zijn, en anderen – en dan doel ik met name op de naasten en de andere mensen die de patiënt al kenden toen hij nog geen patiënt was – op een tweede plek komen. Dat is de wereld op zijn kop. Dat is zelfoverschatting.
Zorgverleners zijn niets meer, of minder, dan veelal waardevolle passanten in het systeem van de patiënt. En dat druk je niet uit met ‘de patiënt staat centraal’.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account