Van jou als verpleegkundige wordt verwacht dat je met palliatieve patiënten en kwetsbare ouderen kunt praten over het levenseinde. Praten over de uitvaart hoort daarbij. Soms dient dat als opstapje naar een gesprek over de laatste zorg, zegt Rob.
Laatst hoorde ik van een vriendin een bijzonder verhaal. Haar ouders hadden tijdens een kerstdiner een intrigerende vraag voorgelegd aan haar én haar twee zussen. Eerst moesten ze de kamer uit. Vervolgens werden ze een voor een naar binnen geroepen. De ouders stelden één vraag: ‘Als papa en mama vandaag of morgen plots komen te overlijden, wat voor een uitvaart ga je dan organiseren?’
Toen het derde kind aan de beurt was geweest, was het de ouders duidelijk dat ieder kind een totaal andere uitvaart voor hen zou organiseren. De één wilde groots uitpakken (dure kist, exclusieve locatie voor de uitvaartdienst, rouwadvertenties in landelijke kranten), de ander hield het juist klein en intiem (sobere kist, een uitvaartdienst in een eenvoudig uitvaartcentrum, geen rouwadvertenties). De moraal van het verhaal sprong er voor de ouders uit: we moeten vastleggen wat we willen, en onze kinderen vertellen waar ‘de papieren’ liggen. Niet om op die manier de kinderen te dwingen een bepaalde uitvaart te organiseren, maar om hen de mogelijkheid te geven rekening te houden met hun uitvaartwensen.
Over een uitvaart praten is voor veel mensen makkelijker dan praten over levenseinde-onderwerpen die met de zorg te maken hebben. Het is vaak eenvoudiger om het over de keuze tussen begraven en cremeren te hebben, dan over de voors en tegens van reanimatie of donatie. Of over de gewenste plek van sterven. Of over de vraag wat nog wel of niet belangrijk is als het sterven nabij is. Soms kunnen gesprekken over de kist of de inhoud van de uitvaartdienst (wie mag er spreken, welke muziek moet er klinken?) een makkelijk opstapje zijn naar gesprekken die voor verpleegkundigen belangrijk zijn: de zorgonderwerpen. Daarom is het voor verpleegkundigen van belang dat zij een bovengemiddelde kennis hebben over uitvaartmogelijkheden; zonder die kennis missen ze dat opstapje.
Een ander argument daarvoor heeft te maken met het traject dat palliatieve patiënten doorgaans afleggen. Dat traject begint met ziek worden, ongeneeslijk ziek zelfs, en eindigt met hun overlijden. Bij dat overlijden hoort, vanuit de beleving van de patiënt, ook de uitvaart. Het geeft patiënten vaak rust om het een en ander vast te leggen op dat gebied. Het kan voor hen prettiger zijn om die zaken met een ‘vertrouwde vreemde’ te bespreken (een zorgverlener bij voorbeeld) dan met een naaste. Ook dat pleit ervoor dat verpleegkundigen daartoe in staat zijn, door te weten wat er zoal kan (of niet kan) rond de uitvaart.
Daarmee zeg ik niet dat verpleegkundigen moeten weten welke verschillende greepjes er voor een kist zijn, hoeveel een technische crematie kost of wat er allemaal in de Wet op de Lijkbezorging staat. Nee, zó gedetailleerd hoeft hun kennis wat mij betreft niet te zijn. Maar op de hoogte zijn van trends – zoals de opkomst van natuurbegraafplaatsen, het bestaan van thanatopraxie of de toenemende variatie in locaties voor uitvaartdiensten – mag wat mij betreft tot de basiskennis worden gerekend van verpleegkundigen die regelmatig voor palliatieve patiënten en kwetsbare ouderen zorgen.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account