Ronald maakt een wandeling met een gedwongen opgenomen patiënte. Bij de openbare weg verandert opeens de blik in haar ogen…
Tijdens het ontbijt stel ik mij aan haar voor. Gisteravond laat na mijn dienst is zij opgenomen. ‘Vandaag werk ik op deze unit’, zeg ik haar. We maken kennis met elkaar en onderwijl eten we een boterham. Zij staat haar medepatiënten voorkomend te woord en reageert vriendelijk en adequaat op vragen. Na de maaltijd is zij hulpvaardig bij het afruimen van de tafel en het inruimen van de vaatwasser.
Ze vertelt over wat kort voor haar opname is gebeurd en geeft aan dat zij hulp nodig heeft. De afgelopen periode was zwaar. ‘Mijn financiën zijn niet op orde,’ meldt zij geërgerd. ‘Mijn tante heeft mijn bankpas en hier ben ik het niet mee eens,’ vervolgt zij haar ergernis. Zij heeft haar huis verlaten en is gaan rondzwerven. In een andere provincie kreeg zij autopech en is verward aangetroffen. Zij is blij nu hier te zijn. ‘Het gaat al een stuk beter nu,’ zegt zij, heel bewust. Wijselijk rept zij met geen woord over het incident eergisteren met de agent, die zijn hand na een flinke beet moest laten nakijken bij zijn huisarts.
‘Ik zou wel even naar buiten willen, even wat frisse lucht inademen,’ zegt zij. Ik vertel haar dat zij nog niet alleen naar buiten kan gaan, omdat zij een gerechtelijke maatregel heeft en nog maar net hier is opgenomen. ‘We kennen elkaar nog niet zo goed en willen eerst nog samen met u zien hoe het met u gaat. Wellicht dat u binnenkort vrijheden heeft om alleen naar buiten te kunnen gaan. Voor nu geldt dat ik met u mee ga’, zeg ik. Het verbaast mij overigens dat zij überhaupt al onder begeleiding even naar buiten mag gaan, bedenk ik.
Op de afgesproken tijd gaan we naar buiten. We spreken af een kwartier te gaan wandelen op het ziekenhuisterrein. Zij stemt hiermee in. Vervolgens stappen wij de buitenlucht in. Het is winderig en fris weer. Mijn leren jack wappert in de wind en ik heb moeite de rits te sluiten. Zij heeft het niet koud. Verbazingwekkend, want aan bovenkleding draagt zij slechts een blouse met pullover. Zij loopt dicht naast mij. Zij is spraakzaam en open in het contact. Een beetje vreemd, want we hebben elkaar nog maar een paar uur geleden voor het eerst de hand geschud.
Na zo’n tien minuten wandelen komen we bij een kruispunt, waar zicht is op de openbare weg. Ik zie haar kijken naar de weg die nu binnen haar bereik ligt. Ik meen onrust in haar ogen te zien. ‘Zullen wij die kant opgaan?’ waarbij haar vinger naar de weg wijst die naar het dorp leidt. De drang is blijkbaar groot, want zij beweegt zich immers al in de richting die zij zelf aangeeft. Ik tracht haar impuls te doorbreken en herinner haar aan de samen gemaakte afspraak op het terrein te blijven. Dan zie ik aan de blik in haar ogen dat zij die afspraak aan haar laars wil lappen. Zij heeft lak aan haar gegeven woord. Er gebeurt iets in haar hoofd. Ik lees vastberadenheid in haar ogen. Dan kijkt zij mij zwoel in de ogen, strekt haar rechterarm uit en zegt: ‘Kom lieverd, ga met mij mee zwerven, de vrijheid tegemoet.’
Haar besluit is niet te keren, hoezeer ik verbaal aandring. Even twijfel ik of ik mijn arm door de hare zal steken en haar zo terug zal leiden naar de afdeling, maar dan flitst de afschuwelijke beet in de hand van de agent door mijn hoofd. Wij gaan ieder ons weegs. Destiny de vrijheid tegemoet en ik terug naar de afdeling om mijn collega’s in te schakelen, opdat zij haar kunnen achterhalen en haar kunnen overreden terug te komen.
Maar zij was snel, heel snel. Reeds op weg naar de andere kant van het land.
Ronald is (FACT) psychiatrisch verpleegkundige, onderwijzer en schrijver van de verhalenbundel EigenAardigheden (2011) en TEGENDRAADS (verschijnt in 2013). Hij blogt over zijn werkzaamheden in de ggz, specifiek de klinische crisiszorg. Hij heeft voordien functies bekleed als coördinator continuzorg, sociodramaturg, teamleider, hoofd en manager klinische psychiatrie.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account