Sandra merkt dat haar studenten worstelen met het stellen van grenzen. ‘Wij gaan niet alleen naar binnen als wij ons niet veilig voelen. Toch?’
Verwarde ouderen bezorgen hulpdiensten steeds meer werk, zo lees ik in de Leeuwarder Courant. Het betreft hier ouderen, mensen met dementie, mensen die langer thuis moeten blijven wonen. Daar moet dus thuis(zorg) ook wat mee, misschien. Maar wat? De gemeente overlegt over een spoedeisende hulp voor psychiatrie of de bouw van bijzondere woonvormen (hadden we daarvoor niet ‘verpleeghuizen’ uitgevonden ooit?)
Maar ondertussen? Ondertussen herkennen zorgverleners overal de grenzen van hun waken. Mensen gaan ervandoor, doen zichzelf of anderen iets aan, raken kwijt, voelen en creëren verwarring.
In een gesprek met mijn studenten blijkt dat zij liever zagen dat dergelijke uitbrekers en bozerds bij elkaar werden gezet in een gesloten instelling. Een huis waar verplegend personeel weet hoe je moet omgaan met deze mensen. Waar ze tijd hebben voor consequent zijn, grenzen bewaken, goede gesprekken en – zo nodig – een time-out.
Mensen raken steeds ouder en steeds complexer ziek. Het hart houdt het almaar langer vol, maar het hoofd wil niet altijd evenzo lang doorzetten. Lichaam en geest zijn dus beide een aandachtspunt voor zorgverleners. Je kunt nou eenmaal niet de geest behandelen in de GGZ en het lijf in een ziekenhuis.
Dus moeten ‘zij die infusen prikken, neigen naar curatief, die pleiten voor gezonde lijven en preventie’, ook leren over de geest. Want net zo gemakkelijk als mijn arm breekt, kan ook mijn geestkracht kneuzen. En hoe meer ik gefrustreerd raak over een tekort aan zelfzorg, hoe meer ik signalen vertoon van agressie of dwangstoornissen.
Om zorgverleners in de dop hierin op weg te helpen, nodigde ik een bevlogen sociaal psychiatrisch verpleegkundige uit, Harold Brouwer. Harold helpt mijn studenten met casussen uit hun praktijk. Casussen van collega’s met gebroken botten en bijtwonden door een agressieve cliënt.
Volgens Harold is omgaan met agressie af en toe flink griezelig, maar helemaal niet zo moeilijk: ‘Als je maar op elkaar past, goede grenzen stelt en die bewaakt, allemaal op dezelfde manier. Dus overleg met collega’s én leidinggevende, bepaal gezamenlijke grenzen en streef die na’.
Maar ik zie mijn studenten worstelen. Een zorgsetting verlaten als iemand over je grenzen gaat, betekent ook dat de cliënt niet de zorg krijgt die staat voorgeschreven. Dan breek je met je zelfbehoud wel mooi de regels. De cliënt staat op 1, vinden wij.
En dat is dus de vraag een beetje. De cliënt is onze drijfveer en degene waar wij onze waardering en winst vandaan halen. Maar moet hij echt op nummer 1? Of moet jij op nummer 1; de verpleegkundige? Een ongebruikelijke conclusie wellicht. Maar als we met deze tak van sport verder moeten (en daar ziet het naar uit), dan moeten we daarin wellicht nog een aantal goede gesprekken voeren.
Wij gaan niet alleen naar binnen als wij ons niet veilig voelen. Wij bepalen zelf onze plek in een kamer. Wij hebben de regie. Wij zijn vriendelijk en liefdevol als anders, maar wij kiezen voortaan met ons hoofd. Niet met ons hart. Toch?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account