Sandra vindt dat verpleegkundigen best in staat zijn om hun patiënten op maat gesneden vragen te stellen over reanimatie.
‘Een hartstilstand komt voor bij minder dan één procent van de ziekenhuispatiënten’, lees ik in een patiëntenfolder. ‘Het lukt slechts bij een minderheid van de patiënten met een hartstilstand om het hart weer op gang te krijgen. En ook als het hart weer op gang is gekomen, veroorzaakt zuurstofgebrek soms een hersenbeschadiging of een onomkeerbaar coma’.
‘Een reanimatie lukt dus niet altijd en zelfs als de reanimatie lukt, hoeft dat voor de patiënt niet gunstig te zijn’. Het zijn wat woorden uit een folder, waarin eveneens staat: ‘Om ongewenste situaties te voorkomen is het goed dat de patiënt met zijn naasten vroegtijdig nadenkt over dit onderwerp. Want bij een hartstilstand is er geen mogelijkheid om te overleggen over wel of niet reanimeren’.
Een goede inleiding tot hét gesprek dat wij dagelijks voeren met de patiënt. Nou ja, de dokter. Die vraagt: ‘Meneer, wilt u eigenlijk wel worden gereanimeerd?’ Maar het antwoord op die vraag hangt nogal af van de vraagsteller. Die ene vraag is zo van levensbelang.
‘Wilt u worden gereanimeerd?’ Als je deze vraag zo voorgeschoteld krijgt, kan je antwoord toch niet anders zijn dan een luid: ‘Ab-so-luut!’ Natuurlijk wil hij worden gered. Als de keuze is tussen leven of dood, kiest hij leven. Vrijwel niemand tekent toch voor de dood?
Mijn patiënt denkt dat we bij ‘niet-reanimeren’ de strijd opgeven. Dat we zeggen: ‘Er is niks meer aan u te doen. We zetten alles stil’. Soms denkt mijn patiënt zelfs dat we over reanimeren beginnen, omdat we de dood op de rand van zijn bed zien zitten. Dan vraagt hij mij snikkend: ‘Ga ik eraan, zuster?’
Nee de reanimatievraag moet voorzichtig worden gesteld. Daarvoor moet tijd worden genomen. Om een inleiding zoals hierboven uit te spreken vóór de levensbelangrijke vraag wordt gesteld. En kijk dan in de patiëntenogen. Zie hoe de vraag valt. Sputter, bij angst, wat tegen. Leg uit dat we echt gewoon alles uit de kast halen, behálve als het hart stopt. Dat we er alles aan doen om dat punt te voorkomen.
En leg uit wat gevolgen kunnen zijn van reanimeren: beademing, slangen, kansen. ‘U bent er niet altijd mee gered als uw hart weer start’. Een arts moet uitleggen welke lichamelijke gevolgen een reanimatie kan hebben voor een patiënt.
Maar, heel eerlijk, vind ik eigenlijk dat verpleegkundigen het ‘reanimatie-gesprek’ moeten voeren. Natuurlijk mag de arts de medische indicatie voor niet-reanimeren uitleggen. Daar kom ik niet aan. Maar als de patiënt de keuze heeft tussen wel of niet reanimeren, dan voer ik zelf liever dat gesprek.
Omdat ik de patiënt beter of langer ken. Omdat ik zijn angsten weet, als ik bepaalde woorden gebruik. Omdat ik tijd heb of neem om die angsten te ontleden.
Niet-reanimeren is nogal wat. De beslissing is een dagelijks ding, maar de gevolgen voor iedere patiënt levensgroot. Een ja of nee is heel definitief. Wat overduidelijk medisch logisch is, is soms zo anders voor een patiënt. En ik denk dat de verpleegkundige dat uit kan leggen.
Wil je reageren? Registreren kan heel eenvoudig én gratis.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account