Sandra droomt nog geregeld dat ze weer rondloopt in het ziekenhuis. Zo droomde ze vannacht dat ze even op bezoek ging. Maar collega’s hadden geen tijd om te kletsen. Het was druk. ‘Dat droom ik vaak. Dat het druk is.’
Ja ’s nachts moet ik geregeld weer rennen, redden, stressen. Ik weet niet hoe mijn hoofd dat bedoelt. Is het een afkickverschijnsel? Mis ik ze zo, mijn collega’s? Mis ik ‘het’? De magie, het achter de schermen opereren van de zorg? Of is het een overblijfsel van de diep ingeprente werkdruk en verantwoordelijkheden die ik droeg? Een beetje als na een amputatie van een been. Dat ze wel je been verwijderen, maar niet dat stukje hersenen dat dat been voelde en bestuurde. Waardoor je het been nog een poos blijft voelen. Tot daadwerkelijk dat stuk van je hersenen krimpt bij gebrek aan been en uitdaging.
Is het zoiets dat maakt dat ik droom over werken in de zorg? Omdat mijn brein nog niet ten volle zich heeft aangepast aan mijn nieuwe situatie? Ik droom weinig over lesgeven. Misschien ook wel, omdat daar niemand sterft, weinig wordt gehuild.
Heel eerlijk, ik voel me veiliger in het onderwijs. Nee, niet veiliger lichamelijk. Maar ik heb het idee dat mijn brein en emoties hier veel minder hebben te vrezen. Alsof in het onderwijs de bescherming van een schedeldak volstaat. Waar dat in de zorg flink tekortschiet. Hoezeer je ook een dikke huid krijgt van zorgverlenen, het is nooit dik genoeg. Geregeld kruipt er iemand onder. Iemand kruipt prachtig in je hart, maar maakt je daarmee zo kwetsbaar. Iemand stampt over je hart. Iemand breekt het. Iemand omhelst het.
Ik zie wel eens op teevee hoe ze tijdens een operatie (borstkas open, graaien, snijden, branden) zo heel ‘ER’ het hart grijpen om het weer op te starten. Ze knijpen er in ter reanimatie. Nou, zo doen patiënten, artsen en anderen dat af en toe ook bij mij. Deden. Ze grepen mijn hart uit mijn borstkas. Geregeld voor prachtige doeleinden, maar soms ook om me af te branden, pijn te doen, te krenken. Hoe dik ook mijn huid en schedel, ze wisten altijd mijn hart te vinden.
Misschien is dat dan weer een complicatie van verplegen. Van dat je kiest voor verplegen. Dat doe je immers met je hart. Dat hart zet je wijd open en daarmee ontvang je belangrijke signalen om op detail je zorg weer af te stemmen. Maar met een hart zo wagenwijd open, is de kans op infecties ook veel groter. Zo vergiftigt soms iemand je hart en hele bloedvatstelsel. Figuurlijk dan, hé. Dat is het moment dat mensen afknappen op hun fantastische zorgwerk.
Ik was niet afgeknapt op de zorg. Ik mis dat en jullie heel geregeld. Heel eerlijk mis ik niet de onregelmatigheid. Maar wel de weken rond kerst en Oud & Nieuw. De band met je collega’s, omdat je elkaar draagt in feestdrukte en –heftigheid. Het bezoek van Sinterklaas en hoe een patiënt dan opkijkt of zingende kerstengelen in de vroeg ochtend, kerstversiering aan de muur in de vorm van een hartritme, grappen voor ingewijden, vieze praatjes onder het snel eten. Dat mis ik wel.
Misschien droom ik daarom van jullie. Want met mijn hart zo ver open, zijn jullie er ingekropen. Verplegen is een soort extra orgaan geworden. Geen idee waar het zit, maar ik koester het. Ik koester het. En jullie. Ik maak een diepe buiging, als ik wakker word. Omdat jullie daar zo door balanceren met in je ene hand je eigen hart en in het andere dat van een ander. Van een collega-pleeg of een patiënt of misschien wel dat van een dokter.
In deze feesttijd, waarin jullie helemaal geen vakantie hebben, wens ik jullie dat. Dat iemand lief is voor jouw hart in zijn handen en dat jij dat weer terug kunt doen voor een ander. Dat je je realiseert hoe wonderbaarlijk, prachtig, teer en broos het leven is, met jullie op de eerste rang. Lieve collega’s, pas op jezelf en elkaar! Waak hard over elkanders hart!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account