Artsen en verpleegkundigen springen tegenwoordig heel zorgvuldig en kritisch om met het wel of niet reanimeren. Het wordt meteen bij opname aangekaart. Sandra’s patiënt komt echter met grote ogen van de spoedeisende hulp.
De patiënt is 88 jaar en geheel zelfstandig. Hij heeft alleen een longontsteking, zegt hij: ‘Wil zo’n haastige meisjesdokter mij ineens helemaal opgeven!’ De dokter had bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek gevraagd of hij gereanimeerd wilde worden, ‘mocht er wat gebeuren’. Hij kijkt mij aan: ‘Ga ik dood, zuster?’ Ik moet een hele tijd praten om alles goed uit te leggen over het afspreken van hartmassage en dat niet-reanimeren niet betekent niks-meer-doen.
Wel of niet reanimeren is een belangrijke vraag binnen het medisch beleid. En als je die niet zorgvuldig voorlegt, krijg je misverstanden. Deze meneer riep op de SEH dat hij absoluut gereanimeerd moest worden. Op mijn afdeling zegt hij dat hij alles uit de kast wil: ‘Maar zo’n buis om te ademen, dat wil ik niet. Ik ben 88. Als het leven stopt, dan stopt het’.
Een andere patiënt hoort in een slechtnieuwsgesprek dat hij stervende is. Hij schrikt zo dat hij niet meer wil praten over reanimeren: ‘Het is allemaal al zo heftig’. De dokter zegt tegen mijn kortademige, bleke, zwetende patiënt dat hij overmorgen terugkomt: ‘Praten we dan verder’. Overmorgen? Maar dokter, een hart kan toch vrij plotseling stoppen? Dat weet de dokter, zegt hij, maar dat verwacht hij niet voor overmorgen. ‘En anders?’ houd ik aan. ‘Bij een onverhoopt, onverwachts vroege asystolie loop je maar even een rondje om’, zegt hij. De dokter weet kennelijk niet dat ik na dat rondje lopen nog steeds deze patiënt moet reanimeren.
Bij een andere patiënt wordt heel zorgvuldig vandaag een abstinatiebeleid afgesproken. Een mooi, respectvol beleid als er niks meer te doen is aan je ziekte. Comfort, daar gaan we voor. ‘O ja’, zegt de dokter terwijl hij wegloopt, ‘meet wel nog even de suikers, want die zijn heel laag’. Spreken wij verschillende talen? Misschien klink ik als een zwarte engel als ik het zeg, maar is er iets mooiers dan wegglijden op een lage glucose als je stervende bent? Het mag niet.
Natuurlijk rek je een leven zolang je kunt. Ik gun mijn patiënt iedere tel met zijn naasten. Maar weet die patiënt wat voor seconden er nog komen? Natuurlijk is het zijn recht om te beslissen, maar weet hij wat hij kiest? En de dokter? Mijn patiënt vraagt: ‘Ik ga toch niet stikken straks?’ De dokter zegt heel vriendelijk: ‘Nee!’ Dokters zijn natuurlijk ook niet vaak bij het sterven aanwezig. Die bellen we in het gevecht ervoor en zodra de strijd is verloren. Maar die laatste tellen van een leven, die uren met familie aan het bed, die ziet de dokter vaak niet. En de meeste stervenden hebben daarmee zelf ook niet zoveel ervaring.
Ik laat de verantwoordelijkheden van wel of niet reanimeren graag over aan de dokter. Toch vraag ik me af of de dokter begrijpt wat hij aanbiedt met ‘vechten voor uw leven’. Of we hetzelfde zien en horen. In die kamer, bij dat traag, maar grillig sterven.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account