Sandra’s ziekenhuis voert het tempo steeds verder op. In het kader van de marktwerking en efficiency moeten dingen doelgericht. En doelgericht en klantgericht is niet altijd hetzelfde.
Daar sta je dan. In een wereld met overal razend verkeer. En als je even twijfelt, gaat de deur met een harde klap voor je neus dicht. Je moet als een razende hardlopen, anders staat het verkeerslicht alweer op rood en racen de auto’s over je hakken of looprekje. De wereld heeft een draaideur en hoe ouder je wordt, hoe harder die draait. Je komt er bijna niet meer in.
Zo heeft mijn ziekenhuis binnenkort een ‘nieuw’ systeem. Epic. En de bedoeling is dat patiënten dan ‘inklokken’ bij binnenkomst. Maar als ze dat allemaal niet begrijpen? Is er dan nog een mens of iets wat er op lijkt om ze vriendelijk de weg te wijzen? Zo’n mens dat even luistert naar hoe de hond ziek is, de partner net overleden en de taxi zo vertraagd.
Mijn ziekenhuis voert het tempo steeds verder op. In het kader van de marktwerking en efficiency moeten dingen doelgericht. En doelgericht en klantgericht is niet altijd hetzelfde. Ik moet veel patiënten tegelijk of door elkaar verplegen, overzien, kennen, zien, aanhoren en -sturen, begeleiden, opvangen en wegwijzen. Dat moet dus in een paar tellen. Onder het katheterzaklegen vertel ik daarom welke bewegingen nodig zijn voor conditie en tegen decubitus. Terwijl ik pillen deel, controleer ik infuusstanden. En die meneer die steeds wil dat ik naar zijn kleine teen kijk…
Meneer, uw teen remt mij in mijn efficiënt werken. Uw teen heeft niks met uw opnamediagnose te maken. Natuurlijk stoort uw teen u. In het bewegen en in uw welzijn. Maar voor uw teen heb ik geen plek op mijn werklijstje. Die is vol. Dus ik ren met allerlei noodzakelijkheden rond de man. Ik strooi wat pillen over zijn nachtkastje uit en knik begrijpend, terwijl ik naar de artsenvisite ren. De man blijft mij maar ‘claimen’, maar jemig… ik kan niet heel veel tijd voor hem nemen. Tijd heb ik niet.
Dan komt de geriatrisch verpleegkundige me streng toespreken. Ze laat niks heel van mijn ‘ja-maar het is zo druk’. Nee, zegt zij, voor de oudere mens móet je de tijd nemen. Daar hebben ze recht op en behoefte aan. ‘En je zult zien dat je veel lekkerder werkt’, belooft ze mij.
Ik stop (een zucht onderdrukkend) bij het bed van de man met zijn teen. Ik luister, trek aan zijn sokken, bekijk de teen aandachtig en smeer dan die droge voeten eens even lekker in. Ik haal een extra kussen en verleng het bed. Want nu ik even de tijd neem, blijkt de man net zo lang als zijn bed. De man stopt met claimen. Hij grijnst, zwaait en valt dan in slaap.
De volgende morgen blijkt nog eens hoe mis ik het heb gehad in al mijn drukte. De man met de teen vraagt en claimt niet. Als ik met de dokters (een stuk of vijf verschillende) rondom zijn bed sta en zij uitleggen wat ze allemaal voor hem doen, onderbreekt hij de zaalarts. ‘Deze zuster’, zegt hij, terwijl hij mij in mijn schouder knijpt, ‘doet zulk belangrijk werk’ en tegen mij zegt hij: ‘Je hebt me zo goed geholpen met die voet’. De dokters kijken mij aan. Wat heb ik voor goeds gedaan? Ik hef één wenkbrauw mysterieus op en knipoog dan naar mijn tenenmeneer.
Dit is verplegen. Donder op met die prikklok en die draaideur. Meneer de Vries en ik gaan even op de gang zitten, in de zon.
Sandra Kleefstra werkt op een long/reuma afdeling en blogt al jaren voor Nursing over haar werk en leven als verpleegkundige in het ziekenhuis. Bekijk een overzicht van haar blogs>>>
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account