Wat is jouw rol als verpleegkundige bij een patiënt die een suïcidepoging heeft gedaan? Sandra voelt zich tekortschieten. ‘Wie ben ik om me ermee te bemoeien’, vraagt ze zich af.
Een lastig onderwerp vandaag. Suïcide en poging daartoe (tentamen suïcidii). Verpleegkundigen in Zeeland (Admiraal de Ruyterziekenhuis) en Twente (Ziekenhuis Groep Twente) krijgen na de zomer een workshop in het omgaan met suïcidaliteit. Omdat verpleegkundigen eigenlijk te weinig weten hoe ze tijd en vaardigheden in kunnen zetten bij patiënten die een suïcidepoging hebben gedaan.
Ik moet toegeven, ik voelde me geregeld tekortschieten als zo’n doodstil liggend meisje op mijn afdeling belandde. Ik werkte dan ook niet op de interne. Zij kwam onder mijn vleugels omdat haar ‘eigen’ afdeling vol was. Geen idee of ze op die afdeling betere instrumenten op zak hadden om in gesprek te gaan met dergelijke zorgvragers. Maar ik voelde me behoorlijk tekortschieten.
Zo’n jong meisje dat nauwelijks ademde. Wit vel, zwart bekkie vanwege de actieve kool die haar was toegediend. Nauwelijks bewegend en ik maar bloeddrukken meten. En ondertussen vroeg ik me af: wie ben ik? Ik houd haar in leven. Maar wat heb ik over haar leven te vertellen?
Sommige “TS’ers” komen elke week of maand op de afdeling. Die slikken iets, bellen voor hulp en overleven. Sommigen menen het bloedserieus, die waarschuwen niet. Sommigen kampen met geestelijk onevenwicht, waarvan niemand echt de oorsprong kan duiden. Anderen hebben echt vreselijke dingen meegemaakt en krijgen die ellende niet meer van hun netvlies.
Wie ben ik om me ermee te bemoeien? Is leven niet je eigen keuze, dacht ik wel eens, in plaats van dat het je wordt opgelegd door je familie of zorgverleners? Maar ja, hoe helder is zo’n keuze? En wat is mijn rol?
Een meneer werd binnengebracht. Hij kon niet zwemmen en had zich in een vijver of sloot geworpen. Hij arriveerde vanaf de spoedeisende hulp met een operatiejasje aan. Zijn kleding lag drijfnat en bedekt met eendenkroos in een tas op zijn voeteneind. Ik controleerde keurig zijn vitale functies. Tot hij plotseling was verdwenen. Kleding nog in de tas. Hij weg. Was hij naar huis? Naar een andere sloot?
Ik sprak een jongeman met grote, lieve ogen. Hij kon de mooiste verhalen vertellen. Maar hij vertelde ook over diep verdriet dat hij voelde. Hij vertelde mij dat hij domme dingen had gedaan. Hij wees op de striemen in zijn hals. Hij vertelde heel open en zonder dat ik er om vroeg, dat hij nu lerende was om daarvan los te komen. Hij was nog opgenomen, maar volgende week ging hij naar huis. Hij vond het spannend, maar hij keek er ook wel naar uit. Hij zag het verdriet dat hij zijn ouders had aangedaan, zei hij. Hij bedankte me voor het fijne gesprek. Ik zwaaide naar hem, terwijl hij weer terugliep naar zijn eigen afdeling. De week daarop ging hij naar huis. Twee dagen later hoorde ik dat hij niet meer leefde.
Ik weet dat het bestaat. En dat het heel serieus is. Voor degene die dat diepgewortelde verdriet bezit. Voor de mensen er omheen, die daar maar geen grip op krijgen. Met wat ik zelf heb meegemaakt in het leven, wil ik er juist alles uithalen, uit elke tel. Vanuit die instelling heb ik nooit geweten wat ik moest zeggen tegen deze jongen, die meneer, dat jonge meisje… Wie ben ik?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account