Tijdens elke dienst van stagiaire Selma in de revalidatiekliniek gebeurt een hoop. De trots van cliënten als ze iets kunnen wat ze al weken of zelfs maanden niet meer hebben kunnen doen. Maar ze ziet ook veel tranen van verdriet.
‘’Zuster!’ Ik draai me om en zie een dame in een rolstoel. Ze kampt al jaren met een chronische ziekte, waardoor zij weinig tot niet kan lopen. ‘Ik heb vandaag 25 meter gelopen! Vorige maand had ik daar niet van durven dromen!’ Ze glundert van trots.
We hebben een leuk gesprek over de voortgang van haar revalidatieproces. Het gaat niet zonder slag of stoot, maar er wordt nu toch vooruitgang geboekt. Ik voel me bijna net zo blij als deze cliënt, dat het toch gewoon lukt.
Een paar dagdiensten later gaat mevrouw De Bakker met ontslag. Haar familie vertelt dat zij hun moeder in geen jaren meer zo opgewekt hebben gezien. Mevrouw ging met de andere dames die er revalideren, gezellig een patatje eten of spelletjes spelen. Op de dag van haar ontslag heeft ze het zwaar. Ze moet zomaar afscheid nemen van haar nieuwe vriendinnen. Ze huilt een beetje. De dames zeggen haar liefdevol gedag, en weg is ze. Hoe kan het toch dat deze familie zegt hun moeder in geen jaren zo gezien te hebben? Wat gaat er mis in een wijk of omgeving, dat een dame van rond de tachtig zich zo eenzaam voelt, dat zij verdriet heeft als ze naar huis mag?
In de revalidatiekliniek vragen verpleegkundigen meestal niet naar het seksuele welzijn van de patiënt en diens partner. 8 Tips om het makkelijker te maken check je hier >>>
Mevrouw IJbergen zit voorovergebogen in haar stoel. Dikke tranen lopen over haar wangen, langs haar kin en vallen als grote regenplassen in haar schoot. ‘Sorry hoor,’ zegt ze beschaamd terwijl ze haar neus snuit. Haar verdriet is zo groot, zo diep, dat het er elke dag als grote watervallen uitkomt. Hoeveel kan een mens aan, vraag ik me wel eens af. Het in korte tijd overlijden van een aantal familieleden breekt haar. Haar vertrouwde omgeving is nu ook al weg en daarmee haar laatste verbinding met de overleden familieleden. Ik weet niet welke woorden haar goed zullen doen. Ik luister, ik gebruik gesprekstechnieken. Maar echt helpen kan ik niet, hoe graag ik ook zou willen. Ik weet uiteindelijk niet hoe het écht voelt om een echtgenoot of gezinslid te verliezen.
Mevrouw Bos is een rustige dame, ze is vriendelijk en klaagt nooit ergens over. Tijdens een avonddienst vertelt ze over haar man, ze zijn al bijna 62 jaar getrouwd. Een paar dagen later is haar trouwdag, ik feliciteer haar met zoveel jaren huwelijk. Mevrouw gaat opeens rechtop zitten en kijkt me stralend aan. ‘Dankuwel, zuster.’
Tweeënzestig jaar, dat is meer dan drie keer mijn leeftijd. En dan zo lang getrouwd zijn! Het fascineert me. Hoe is hun huwelijk verlopen, na zo veel jaar? Samen trouwen, kinderen krijgen en dan echt samen oud worden. Voor mij is het als een verhaal uit een boek. Ik spreek mijn verwondering uit. Mevrouw moet lachen om mijn ongelovige gezicht.
En zo kabbelt mijn stageperiode voort. In elke dienst maak ik wel iets leuks mee. Hoewel de wisselende diensten zwaar kunnen zijn, vooral in het weekend waarin de klok werd verzet, heb ik het ontzettend naar mijn zin!
De namen van de patiënten zijn gefingeerd.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account