Mevrouw Kellerman wordt opgenomen voor een bloedtransfusie. Twee zakjes bloed en dan zal ze weer vertrekken. ‘Lekker,’ denk ik, dat betekent een kort opnamegesprek en in principe weinig complexe zorg.
Mevrouw Kellerman blijkt volledig zelfredzaam, behalve dan infuustechnisch. Dus help ik haar uit haar pyjama en in haar blouse en moedig ik aan om vooral te bellen, als ze hulp nodig heeft voor de toiletreis. ‘Ik wil niet lastig zijn,’ bloost de vrouw. Ik heb het druk met de patiënten rondom mevrouw Kellerman en ben stiekem blij dat zij niet wil bellen.
Als ik een paar uur later zoek om geruststellend oogcontact, blijkt mevrouw Kellerman glazig naar het plafond te staren. Ze ligt stil en bleek in haar bed. Onmiddellijk gaan alarmbellen rinkelen. Ik negeer de grote lading medicijnen die ik nog moet toedienen en ben in één stap bij de bleke dame. Ik leg mijn hand op haar arm: ‘Mevrouw Kellerman…’ Ze schrikt op. Gaat het wel, vraag ik. ‘Mwah,’ zegt zij, ineens een stuk minder zelfverzekerd.
Zodra ik mijn achterwerk op het matras laat zakken, begint de sterke vrouw te huilen. Ze vertelt over niet kunnen huilen over de zorgen in haar hoofd, het overlijden van haar man en de operatie van haar dochter. Ze kan er niet over praten, zegt ze. Ook niet met haar dominee: ‘Een lieverd, maar net begin dertig.’ Hoe moet die haar nou begrijpen?
Mevrouw Kellerman praat en praat over al waar ze tot nu toe over zweeg. Na een uur piept haar infuus en valt ze weer terug in haar rol. Met een: ‘Ja, jij moet aan het werk,’ duwt ze me aan de kant.
Verwarrend werk, denk ik. Mensen die je niet nodig hebben, nemen soms het meest van je tijd. De vrouw bedankt me voor alles wat ik deed, terwijl ik alleen maar even heb zitten luisteren.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account