Na mijn werk kletsen we wat tijdens het omkleden. Collega’s hebben het over kamer één. Daar zouden zij even niet opgenomen willen worden. Er zijn de laatste dagen verschillende mensen overleden.
‘En vorige week was dat zo met kamer acht,’ vertelt een collega. Meerdere sterfgevallen kort na elkaar. We grappen. Misschien dacht de dood: Ik wacht wel even. Dat scheelt me een keer lopen.
Hij zit ons op de hielen. De man met de zeis. Je weet wel, die met dat lange zwarte gewaad. Wachtend in een donkere hoek. Hij weet menigeen flink de stuipen op het lijf te jagen. Kan hij ook niks aan doen, volgens mij. Dat doen ‘de Stevens’. King en Spielberg. Die schetsen dood als gruwel en horror.
Maar wie zegt dat de dood altijd maar zwart draagt? Wie zegt dat hij niet af en toe een wit uniform aantrekt? Of hippe stapkleren? Want hoe je het ook wendt of keert: je ziet hem (of haar?) nooit aankomen. Zelfs niet bij klaarlichte dag. Ook bij helder zonlicht gaat overlijden gewoon door.
Ik heb de dood aardig leren kennen. Door mijn werk. Bezig gezien. Nee, ik had hem ook zo vlug niet herkend, maar hij was er wel. De stoel waar hij zat, is soms nog warm. Sommige verpleegkundigen vinden het eng, de dood. Dreigend boven een bed, of achter een deur. Ik niet: ik zie de dood als een collega. Net als de mortuariummedewerker. Iemand die je beter niet teveel tegen kunt komen, maar hij hoort erbij.
In mijn werk heb ik geleerd dat sterven een heel logisch gevolg is van leven. Bij ernstige ‘gevallen’ wordt de dood geconsulteerd. Die overlegt met de specialist en intensivist. De patiënt is niet meer aanspreekbaar. Je voelt het soms als verpleegkundige. De dood die neerstrijkt op de rand van het bed. Die rustig uitlegt wat er gaat gebeuren. Hij neemt de patiënt mee aan de hand. Heel rustig. Met nadruk op ‘rust’. Omdat je dat voelt. In de lucht. Op dat exacte moment.
Hoe ervaar jij dat: een sterfproces begeleiden?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account