Mijn werk wordt steeds leuker en spannender. Steeds fluitender fiets ik er naar toe, maar steeds vermoeider kom ik ervan thuis.
Als leerling mocht ik wassen en gesprekken voeren en dat vond ik al een hele eer. Dat een mens, zo kwetsbaar, mij zijn lichaam en zorgen toevertrouwde. Dat tranen kwamen, dat mensen durfden te huilen als ik er was.
Toen mocht ik ook medicijnen ronddelen en infusen bedienen. Wat was ik trots dat ik van elk knopje en pilletje de ins en outs kende. Op meters afstand herkende ik een piepje als een leeg infuus of verstopt naaldje. Ik kon de wereld redden.
Met mijn HBO-diploma op zak, mocht ik nog steeds niet intraveneus medicijnen toedienen van mijn baas. Daar moest ik eerst intern een cursus voor volgen. Want antibiotica bolussen is niet zo moeilijk, maar iets fout doen heeft grote gevolgen. En reageren op een allergische reactie is een stuk ingewikkelder dan inspuiten alleen. Weer leerde ik er feiten bij, weer kreeg ik een papiertje.
Toen kwam er een dag dat er beademd mocht worden op mijn afdeling. Niet-invasief weliswaar, maar wel-ingewikkeld. Weer leren, nieuwe termen, grotere verantwoordelijkheid. En een hogere werkdruk. Want met een groter takenpakken, krijg je meer taken.
Toen de dokters het te druk kregen, leerden de verpleegkundigen infusen te plaatsen. Daarna moest het laboratorium bezuinigen en leerden wij zelf glucosedagcurves prikken. Stuk voor stuk leuke nieuwe klussen. Maar wel bovenop het oude.
Mijn vak is fantastisch in de lengte en de breedte. Geen dag is gelijk en dat maakt dat ik fluitend naar mijn werk ga (meestal). De uitdagende, veelzijdige breedte wordt echter steeds breder en ik moet steeds verder en harder zwemmen om aan het eind van mijn dienst aan de overkant te komen. Natuurlijk wil ik gevarieerd werk, maar ik heb ook grenzen. Toch?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account