‘Bent u gelovig?’, vraagt meneer Witjes. Tja, ben ik gelovig? Ik bedenk me dat ik over deze vraag even na moet denken. In zijn werkzame leven is meneer Witjes priester geweest. Aandachtig luister ik naar zijn levensverhaal.
Rond zijn vijftigste is hij gestopt met het priesterschap omdat hij zich niet meer kon vereenzelvigen met hetgeen waar de kerk voor stond. Hij vond een andere liefde: zijn vrouw! Het priesterschap ruilde hij in voor een baan in het onderwijs. Hij werd docent latijn en grieks.
Sinds een tijdje weet meneer dat hij Alzheimer heeft. Dit heeft hem veel verdriet gedaan, maar meneer is zeer positief ingesteld en aan veel zaken kan hij een positieve draai geven. Bewonderenswaardig. Ik heb een multidisciplinair overleg georganiseerd, waarin we al snel tot de conclusie komen dat we het maximale doen om meneer thuis te houden, maar dat de grens bereikt is en dat hij spoedig opgenomen moet worden. Hij raakt steeds verder verward en gedesoriënteerd. Weet soms wanneer hij voor het toilet staat niet wat hij dan moet doen.
Tijdens een van mijn huisbezoeken hebben we het over de diagnose die is gesteld en alle zorg die hij nodig heeft. Hij weet dat het niet lang meer zal duren of hij moet verhuizen naar een verpleeghuis. Hij staat in de top drie van de wachtlijst. Meneer krijgt het maximale aan zorg wat ingezet mag worden. Hij krijgt thuiszorg en gaat daarnaast vier dagen per week naar de dagbehandeling. Er komt een vrijwilliger, is er een particuliere hulp en er zijn er enkele mensen die hem begeleiden en activiteiten met hem ondernemen.
Wat ik moeilijk aan deze situatie vind is dat meneer een bijzonder intellect heeft waardoor hij soms nog erg scherp en pienter overkomt. Wat mij verdriet doet is dat ik weet dat zijn intellect binnen afzienbare tijd in het verpleeghuis zal afnemen en hij in de massa op zal gaan. Nu overstijgt soms zijn intellect de dementie! Wie prikkelt hem straks met vragen over het geloof, over goden, het heelal? Wie gaat met hem discussiëren en filosoferen over wat er zich allemaal in het leven afspeelt? Ik bespreek dit met de teamleider van het verpleeghuis waar hij straks zal gaan wonen. Zij wil hierin meedenken en kijken of er een vrijwilliger is die een klik met hem zal hebben.
Dit alles gaat door mijn hoofd tijdens het huisbezoek. Wanneer ik meneer antwoord geef op de vraag of ik gelovig ben zeg ik: ‘Nee meneer, ik ben niet meer gelovig.’ Hij kijkt me aan en zegt: ‘Ach, dat geeft ook niks, je bent een aardig mens.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account