De Rotterdamse Selma Koedood (18) zit in het tweede jaar van de mbo-v. Op haar eerste stagedag maken de bewoners van het verpleeghuis, in hun ontredderde staat, diepe indruk op haar. Een cultuurshock vergeleken bij haar rustige schoolleventje.
Het zijn mijn eerste minuten van mijn allereerste dag als stagiaire op de zwaarste afdeling van het verpleeghuis. Verbijsterd kijk ik om mij heen. Waar ben ik beland? Waar is mijn rustige schoolleventje opeens gebleven? Eén blik op deze afdeling vervaagt mijn heerlijke schoolleventje. Ik word meegetrokken in de achtbaan van gebeurtenissen die zich hier afspelen. De bewoners die hier terechtkomen, zijn het verst verwijderd van hun oude ik. Wat een verschrikkelijke ziekte: dementie.
Een man, geen reactie meer op aanraking, spraak of zijn dierbaren. Hij kan nog lopen, en doet dit ook. De hele dag loopt hij schuifelend over de gangen, rammelt aan deuren. Zoekend naar iets. Hij trippelt, is valgevaarlijk en moet zich steeds opvangen aan de relingen die uit voorzorg aan de muren zijn vastgetimmerd. Deze man, wat zou hij ervan hebben gevonden dat hij zo is geworden? Zijn haarlijn steeds verder naar achter en zijn buik steeds verder naar voren, beseffend dat zijn grijze massa stuk voor stuk afbrokkelt door de agressieve vorm van Alzheimer. Op een dag was ook dat besef weg, en nu zit hij hier.
Een vrouw ligt met haar ogen dicht in een stoel. Een prachtige ouderwetse jurk aan. Wordt iedere dag met veel liefde door de verpleegkundige gewassen en in haar stoel gezet, om vervolgens met een blik heel, heel ver weg voor zich uit te staren. Terwijl zij vroeger een liefhebbende vrouw was. Sterk gemaakt door de harde ervaringen uit die generatie, haar vier kinderen opvoedend. Deze kinderen, inmiddels zelf al diep in de veertig, herkent zij niet meer. Zachtjes streelt haar dochter haar wang, één seconde ontstaat er een prachtige glimlach op het gezicht van deze vrouw. Dan ebt deze weer weg, vervaagt en slaat weer om in die oneindige blik. Waar zou zij zijn met haar gedachten?
Of de vrouw die nog fier door de gangen loopt. Die iedere dag roept ‘Nou, ik ga er weer vandoor! Naar huis, en dan naar mijn vader!’ De vrouw, iedere dag weer wordt geschokt door het besef dat zij haar vader niet kan vinden. Zij loopt nog krachtig, maar ook voor haar nadert de dag dat zij niet meer reageert op enige spraak, geen gevoelens meer ervaart en zij niet meer op zoek is naar haar vader, maar ook geen besef meer heeft van zijn bestaan.
Na mijn derde stagedag stap ik vermoeid mijn auto in. Een paar minuten lang staar ik voor me uit. Met een vol hoofd vol ervaringen rijd ik met een verdrietig gevoel naar huis. ’s Avonds zeg ik mijn ouders welterusten, innig hoop ik dat zij de komende veertig jaar nog blijven zoals zij nu zijn.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account