Ik lees ‘Ademloos’. Een boek van Kim Moelands, CF-patiënt. Zij omschrijft mijn collega’s. Ademnood en trots wisselen zich in een rap tempo af, terwijl ik met haar mee lees.
Ik blijf maar bladzijden omslaan, ten koste van afwas of raamgelap. Ik moet even zien hoe ze zich redt. Haar vriend is stervende. Ook hij heeft CF, cystic fibrosis. Een exacerbatie treft hem, zoals ik dat ken van mijn werk. Alleen deze is onoverkomelijk zwaar. En hij is nog maar 33 jaar. Dat zie ik gelukkig eigenlijk nooit op mijn afdelingen. Er wordt wel gestorven, maar bij ons houdt de dood zich aan een minimum leeftijd. Althans, in mijn dienst eigenlijk altijd.
Ik huil om de stervende Ron, die ik helemaal niet ken. Maar Kim weet hem zo liefdevol en strijdbaar te omschrijven. Zij kunnen helemaal niet zonder elkaar leven. Maar hij kan het sterven maar niet keren. Dokters doen alles. De verpleegkundigen laten hier en daar te wensen over.
Sommige verpleegkundigen zijn te horkerig om levens te redden. Die jagen arme, door gestapeld CO2 verwarde Ron, de stuipen op het lijf. Zijn ademnood heeft af en toe niks te maken met de pus en bloed in zijn longen, maar met het wantrouwen dat plegen zaaien met hun woorden. Omdat ze nou eenmaal weinig tijd hebben. Hij moet zich maar even redden.
Kim, de schrijfster en wakende naaste heeft er een dag(en nacht)taak aan om recht te breien wat verpleegkundigen laten liggen en Ron rustig te houden. Hij is zo bang voor de dood en alle schokgolven die daaraan vooraf gaan. Zij legt alles uit, dat mijn collega’s vergeten of waar ze de tijd niet voor hebben of nemen. Ze omschrijft hoe ze vreest voor het leven van Ron, niet door de ziekte, maar door de verpleegkundigen van dienst.
Kim beschrijft hoe een verpleegkundige de kamer binnen komt. Hoe ze die van top tot teen in zich opneemt. Door een blik in de ogen van dit nieuwe verpleeggezicht weet Kim waar ze aan toe is. Het ene stel ogen stelt haar gerust. Het andere maakt dat ze het liefst met haar Ron weg zou willen rennen. Naar huis.
Kim omschrijft hoe een hand op haar schouder of een begripvolle knik vreselijk veel effect hebben op haar gemoedstoestand, terwijl ze toekijkt hoe de liefde van haar leven op indrukwekkende en akelige wijze wegglijdt. Door haar boek, begrijp ik waarom soms naasten mij heel wantrouwend aankijken.
En sfeer blijkt ook zeer van belang. Kim ziet witte ziekenhuismuren en ruikt scherpe ziekenhuisgeuren en bedenkt zich dat deze omgeving de laatste is waarin ze haar geliefde bij zich heeft. Alles valt haar op. Dat er een lampenkap scheef hangt. Troosteloos noemt ze het. Voor ons, de verpleging, is het maar een lamp. Voor Kim werpt het een heel ander licht op haar leven. Moet haar man sterven tussen kapotte dingen? Is hij niet meer waard dan dat?
Nu ik dit heftige boek lees, kijk ik nog eens om, voor ik een kamer verlaat. Meer nog dan anders ben ik me bewust van elke aanraking en elk moment van oogcontact. Ons werk, een zaak van leven en dood.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account