Jeffrey Moret is verpleegkundige in opleiding tot specialist (vios), Klinische Geriatrie en werkt op de polikliniek geriatrie in het IJsselland ziekenhuis. Hij beoordeelt en begeleidt een mevrouw die als een berg tegen een operatie opziet, omdat ze bang is voor een delier.
Het is vrijdagochtend 10:00 uur. Ik heb deze ochtend mijn preoperatieve spreekuur op de polikliniek. Op mijn preoperatieve spreekuur komen patiënten die 70 jaar of ouder zijn en vanuit een standaard screening kwetsbaar gebleken zijn. Ik breng de patiënt in kaart volgens een uitgebreid geriatrisch onderzoek, waarbij onder andere gekeken wordt naar de mogelijke risico’s rondom de operatie.
Een 87-jarige vrouw komt samen met haar dochter. Mevrouw functioneert nog redelijk zelfstandig en woont in een aanleunwoning. Zij is weduwe sinds 5 maanden. Haar echtgenoot had een dementie en was geruime tijd opgenomen op een gesloten afdeling van een verpleeghuis. Ik vraag haar waar ze nog van geniet in het leven en wat zij belangrijk vindt. Mevrouw vertelt dat ze ondanks alle gebeurtenissen echt kan genieten van het leven. Ze staat positief in het leven en is zo blij dat ze na een operatie van haar rug weer uit de voeten kan.
Vanwege recent gediagnosticeerde borstkanker moet mevrouw binnenkort een operatie ondergaan. In samenspraak met de artsen en familie heeft ze uiteindelijk bewust gekozen voor een borstamputatie. Zij ziet ontzettend op tegen de operatie. Niet zozeer tegen de operatie zelf, maar wel tegen de narcose en ze is het meest bang om een delier te krijgen.
Waar deze angst vandaan komt wordt snel duidelijk. Jaren geleden heeft mevrouw een rugoperatie ondergaan. Op dat moment had zij tevens een blaasontsteking. Tijdens die opname heeft zij na de operatie een ontzettend heftig delier ontwikkeld. Mevrouw vertelt dat zij dit nooit van haar leven meer hoopt mee te maken. Een delier komt vaak voor in het ziekenhuis en zeker bij kwetsbare oudere patiënten. Het wisselt per afdeling, maar de prevalentie van een delier varieert van 18% tot 37%; de incidentie van 13% tot 24% en de frequentie van 6% tot 83% (NVKG, 2013).
Mevrouw vertelt dat ze waanideeën en hallucinaties heeft gehad. Haar dochter vult aan dat ze ook achterdochtig, motorisch onrustig en gedesoriënteerd was. Mevrouw zag mensen met pruiken op die zij niet vertrouwde (dit bleek personeel te zijn). Zij dacht dat ze een feestje aan het bouwen waren en dat ze een orgie beleefde. Ook had ze het idee dat ze van plan waren om haar dochter te gaan verbranden. Volgens mevrouw werd zij daarom zelfs achter een gesloten deur geplaatst (1-persoonskamer) vanwege de rookontwikkeling die bij de verbranding van haar dochter zou gaan ontstaan. Op dit moment weet mevrouw heel goed dat al die ideeën en waarnemingen niet werkelijk gebeurd zijn, maar dat was op het moment zelf wel anders.
Mevrouw heeft nog steeds last van de herinneringen aan dit delier. Er zijn ochtenden dat ze bij het opstaan herbelevingen heeft van deze gebeurtenissen. Soms heeft zij deze herbelevingen ook tijdens het koffiedrinken. Het helpt haar om afleiding te zoeken en dit doet ze dan ook. Vanwege haar leeftijd, meerdere aandoeningen en medicamenten, het eerdere delier, het hulpbehoevend zijn en de visus- en gehoorproblemen heeft zij een hoog risico om opnieuw een delier te ontwikkelingen bij de aankomende operatie. Het belang van preventie wordt in dit geval meteen duidelijk.
Om een nieuw delier te voorkomen worden niet-medicamenteuze interventies ingezet gericht op: oriëntatie, visus/gehoor, slaap, mobilisatie, hydratatie, voeding en medicatiegebruik. Volgens de Richtlijn delier volwassenen en ouderen (2013) wordt een routinematige preventieve medicamenteuze behandeling afgeraden, echter kan dit wel overwogen worden bij patiënten met een hoog risico, zoals bij een eerder doorgemaakt delier. In dit geval besluiten we in overleg met mevrouw en haar dochter wel preventief te starten met een antipsychoticum gezien de ernst en het beloop van het eerdere delier. De zorgverleners van de betreffende afdeling worden geïnstrueerd. Zoals gebruikelijk zullen wij mevrouw rondom de operatie begeleiden en vervolgen.
Met haar dochter wordt ook de mogelijkheid besproken om te participeren tijdens de opname en rondom de operatie, zoals: het doen van leuke activiteiten; het meenemen van herkenbare spullen; helpen met eten/drinken, wassen en/of aankleden, helpen bij de toiletgang, blijven slapen en eventueel ondersteunen bij medische- en/of verpleegkundige handelingen. Ook wordt met de holding en de verkoeverkamer overlegd over het meegaan van haar dochter richting de OK en bij terugkomst vanaf de verkoeverkamer.
Na de operatie is mevrouw al goed wakker. De operatie is goed gegaan en de pijn valt erg mee. Haar dochter is betrokken, zoals afgesproken. Er is geen sprake van angst of onrust. De dag(en) erna vervolgen wij mevrouw en het gaat heel goed. Ze is ontzettend dankbaar dat het nu rustig is in haar hoofd en dat ze geen enge gedachtes heeft gehad. Ze is blij nu een goede ervaring te hebben gehad. Mevrouw is geëmotioneerd, ze mag de volgende dag naar huis. Ze krijgt nog wel een psychologisch begeleidingstraject via de huisarts (POH-GGZ/psycholoog) in verband met de restverschijnselen van het eerdere delier en de herbelevingen die zij daarbij heeft.
Jeffrey Moret benoemt aandachtspunten voor verpleegkundigen bij (het voorkomen van) een delier. Klik hier voor zijn tips >>
Meer lezen van Jeffrey? Klik dan hier voor zijn website >> en hier om hem te volgen op Twitter >>
Lees ook de vorige gastblog van Karel Hoenderdos: ‘Zzp’ers versus de Belastingdienst’ >>
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account