Marjolein is oncologieverpleegkundige in een streekziekenhuis. Het lukt haar niet goed om in woorden uit te drukken hoe mooi ze haar werk vindt.
Ik ben op een feestje. Geboeid zit ik te luisteren. Het gesprek gaat over het werk van mijn gesprekspartner. Ik vind het oprecht interessant dus ik stel vragen en luister geboeid. Met voldoende gesprekstof kabbelt het gesprek verder. Tót het moment dat mijn gesprekspartner mij dé vraag stelt:
‘Vertel eens over jóuw werk?!’
Ik verstar. Mijn handen worden vochtig en ik begin koortsachtig in mijn brein te graven naar materiaal waarover ik kan vertellen waardoor nét zo’n interessant gesprek ontstaat als daarnet.
‘Ok Lein rustig… je werk… je bent verpleegkundige… je kunt het… kom op nou zeg, vertel!’
En het lukt me niet. Alwéér niet. Hoe leg ik uit wat ik doe als verpleegkundige? Natuurlijk kan ik vertellen over mijn werkzaamheden. Ik verpleeg patiënten, loop visite met de arts, ben verantwoordelijk voor medicatietoediening en zo nog veel meer.
Dit zijn objectieve gegevens die ik zo voor je kan opdreunen. Maar ik wil juist vertellen wat het vak zo mooi maakt. Waardoor ik hóu van mijn werk!
En daar zit de angel. Het objectieve maakt hier plaats voor het subjectieve. En het subjectieve valt bijna met geen pen te beschrijven. Dat ligt aan mij. Het heeft met mijn gevoel te maken, met momenten op de werkvloer waar ik het ijskoud of juist heel warm van krijg. Hoe kan ik dat aan een ander uitleggen?
Terug naar het gesprek, ik zit daar nog steeds met mijn mond vol tanden. Want ik kan gewoon niet vertellen over:
– hoe machtig ik me voel als ik dankbaarheid ontvang van patiënten die blij zijn dat ik er voor hun ben;
– hoe versteend ik van binnen was op het moment dat die jonge vrouw hoorde dat ze haar dochter niet groot zou zien worden;
– hoe ik deel in de oprechte feestvreugde als ik aanwezig ben bij een gesprek met een goede uitslag;
-over wat het met me doet als ik een patiënt reanimeer en letterlijk mee-balanceer tussen leven en dood;
-hoe het voelt als ik hierna samen met de arts de familie moet gaan vertellen dat de reanimatie niet is geslaagd;
-hoe machtig en rijk ik me voel om de zekerheid, steun, begrip en schouders van mijn collega’s te voelen, altijd!
-hoe het voelt om mooie levensverhalen van patiënten te mogen horen;
-wat er met mij gebeurde toen ik zwanger van mijn oudste dochter aanwezig was bij een euthanasie en ik op het moment dat de patiënt haar laatste adem uitblies juist een teken van leven kreeg doordat mijn dochter hard tegen mijn buikwand trapte;
-hoe gekwetst, kwetsbaar en ontdaan ik me voel als iemand zich agressief en beschuldigend opstelt terwijl ik uit de grond van mijn hart probeer goed voor deze patiënt te zorgen.
Dit zijn gevoelens die horen bij mijn vak. Het is een mix van mooie en moeilijke gevoelens. Soms heb ik er last van maar gelukkig maken ze mij meestal warm van binnen. Waarom? Omdat ze mij vormen als mens. Bij iedere gebeurtenis groei ik als persoon. En dat proces valt gewoon niet te beschrijven.
‘Marjolein, waar zit je met je gedachten? Vertel: hoe gaat het op je werk? Nog dingen meegemaakt?’
‘Nee, eigenlijk niet echt iets bijzonders. Wijntje?’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account