Verpleegkundige Marjolein is steeds vaker stomverbaasd over hoe patiënten omgaan met haar en haar collega’s. ‘Ik wens zo niet behandeld te worden’.
Op onze afdeling Chirurgie/Urologie is de werkdruk moordend. Met man en macht proberen we 40 patiënten te verplegen. Regelmatig kijken we iedere dag tegen zo’n 20 ontslagen aan, en dat betekent dat er ook weer 20 patiënten worden opgenomen. Deze patiënten hebben bijna altijd net een operatie achter de rug, dus dat betekent dat ze in de avonddienst terugkeren van recovery naar onze afdeling. Op zulke momenten heeft onze afdeling een bezetting van zes verpleegkundigen, die verantwoordelijk zijn voor ‘het naar boven halen’ van de patiënten, het installeren van deze patiënten op de afdeling en het bieden van de eerste postoperatieve zorg. Naast deze patiënten dragen we zorg voor de resterende 20 patiënten die al op de afdeling liggen.
We rennen ons ellendig en nuttigen onze avondmaaltijd half staand op de zusterspost. En als we ’s avonds gebroken in bed liggen fluisteren onze stappentellers ons in dat we 12 kilometer hebben gelopen, alleen al tijdens de dienst.
Omdat we overal tegelijkertijd moeten zijn, begrijp ik dat dit ten koste gaat van oprechte individuele aandacht en tijd voor de patiënt. Ze voelen dit en sommigen komen in opstand.
Maar dat in opstand komen, dát is waarover ik me verbaas. Het is niet meer een normaal gesprek dat op gang komt, maar steeds vaker een sneer, een persoonlijke veeg uit de pan. Als professional probeer je te balanceren tussen opkomen voor je standpunt en blussen van de brand. En dit allemaal op een rustige, geduldige manier. Maar wat als daar agressie en bedreiging bij komt kijken?
We merken en voelen het steeds meer. Steeds vaker komen we machteloos en huilend bij elkaar omdat we zijn uitgescholden of bedreigd. Wij zijn de eerste linie in het gevecht en vangen de eerste klappen op. Wat maakt mensen meteen zo boos?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account