‘Bajesbroeder’ Rik werkt als justitieel verpleegkundige binnen de PI Haaglanden. Meestal vindt hij zijn werk geweldig, maar wat hij meemaakt is lang niet altijd gemakkelijk.
‘Wat was dit heftig, zeg’, zeg ik tegen m’n collega, terwijl ik op de bureaustoel zak. We kijken elkaar aan en voelen beiden het verdriet. De onmacht. Tranen in mijn ogen. Dit zijn de minder leuke kanten van mijn werk.
Twee weken geleden werd mevrouw Pronk bij ons opgenomen. Zij was toen 38 weken zwanger van haar zesde kindje. Vrouwen in gevangenschap die zwanger zijn, komen twee weken voor de uitgerekende datum naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ). Ze bevallen in het ziekenhuis om daarna, als alles goed gaat met de baby en de moeder, de kraamtijd bij ons door te brengen.
Mevrouw Pronk kwam vrolijk de afdeling op en nam plaats in de cel die wij hadden omgebouwd tot kraamkamer. Babybadje, weegschaal, babykleertjes en bergen luiers stonden al klaar. Tijdens die week, als we elkaar een beetje hebben leren kennen, is de sfeer en het contact prettig. We praten over haar vijf kinderen. Waar die ondergebracht zijn. En hoe gemakkelijk deze zwangerschap haar is afgegaan. Wat zij en ik allebei weten, is dat de Raad voor de Kinderbescherming betrokken is bij deze zwangerschap. Ze heeft al gehoord dat als dit kindje geboren is, zij het niet mag houden. Ze wil daar niet over praten, duwt het weg. Waarom ze het kindje niet mag houden, weet ik niet. Er zal een goede reden voor zijn, dit gebeurt nooit zomaar.
Een week later bevalt mevrouw Pronk van een dochter, en een aantal dagen later komt ze terug in het JCvSZ voor de kraamtijd. Ik help haar het kleine meisje in bad te doen, aan te kleden en geef haar aan om te voeden. Maar eerlijk is eerlijk, ze kan dit allemaal zelf. Dit is haar zesde kind, en dat zie je. Aan hoe ontspannen ze omgaat met het kindje. Het gaat haar gemakkelijk af, en het kindje is tevreden. Omdat de moeder geen foto’s kan maken, doen wij dat. Als ik ze aan haar geef, glimlacht ze en verschijnen er tegelijkertijd tranen in haar ogen. ‘Dank je wel, Rik’, zegt ze.
Ik heb de volgende dag een vroege dienst, en ik kijk er tegenop. De Raad voor de Kinderbescherming komt het meisje ophalen om het te plaatsen bij een pleeggezin. Rond 10 uur ben ik bij mevrouw Pronk en begeleid ik haar in de zorg voor haar baby. Met mijn handen op mijn rug, want ze wil alles zelf doen. Begrijpelijk. Als ik haar de baby aangeef voor de voeding, hoor ik de afdelingsdeur open gaan. Ik zie ons afdelingshoofd met twee personen: de dame en heer van de Raad voor de Kinderbescherming. Ik besluit om mezelf even terug te trekken in de zorgpost.
Dan hoor ik plots een schreeuw die door merg en been gaat. Een oerkreet, een roep van onmacht. Ik krijg kippenvel op mijn armen en een brok in mijn keel. Een paar tellen later zie ik de dame en heer met het kleine meisje in haar reiswiegje de cel uitkomen. Ze nemen haar mee. Ik kan en wil me niet voorstellen hoe het voelt als je kind bij je wordt weggehaald. Maar nogmaals, er zal een goede reden voor zijn. En dan is het stil, muisstil. Mijn collega komt de zorgpost binnen. ‘Hoorde jij die schreeuw ook?’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account