Ken je dat? Je leest mappen; mensen teruggebracht tot een abstract en overzichtelijk geheel van ziektebeelden, toeters en bellen en klussen. Maar op zaal is alles anders.
Met voorkennis stap je een patiëntenkamer op, waar mevrouw SLE eigenlijk een tweeënvijftig jarige, dappere dame blijkt te zijn. De klussen in je gestructureerde hoofd, moet je onmiddellijk loslaten, want de vrouw blijkt te huilen. En terwijl je aanschuift naast haar bed en haar ingrijpende voorgeschiedenis aanhoort, gebeurt het.
De vrouw steelt je hart. Nee, niet als een mogelijke levenspartner. Zoals, volgens mij, alleen een enkele patiënt dat kan. Met haar moed of oogopslag, prachtige of indrukwekkende levensverhaal of met een glimlach middenin alle ellende. Ik weet ook niet wat er gebeurde. Maar ik wilde bij haar zijn. Ten koste van andere patiënten, misschien. Om haar inspirerende verhalen te horen en haar te dienen als geen ander.
Heel soms overkomt het je. Mij. Verpleegchemie. Een extra klik. Zo heb ik het zelfs eens gewaagd een patiënt een kaartje thuis te sturen. Omdat ze van mijn afdeling vertrok om thuis te sterven. Haar laatste opgeluchte momenten zou ze thuis zijn. En dat raakte mij. En dat wilde ik haar zeggen. Maar ging ik hier niet over de grenzen van mijn professionaliteit?
De familie vertelde dat de vrouw het enorm had gewaardeerd. En die woorden kon ík dan weer goed gebruiken. Toch keek een collega bedenkelijk. Had dit wel zo gemoeten? Je mag toch geen voorkeur hebben voor de ene patiënt boven de andere? Toch?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account