Op mijn ziekenhuisverpleegafdeling, mijn longafdeling, komt Gerrit. Gerrit is gelukkig in de liefde, maar ongelukkig in zijn lijf.
Vlak naast Gerrit zit Anneke, zijn vrouw. Ze zijn inmiddels zeven jaar getrouwd. Gerrit en Anneke stralen naar elkaar, ondanks zijn ziekzijn en beperkingen. Want Gerrit heeft de ziekte van Parkinson. Al jaren. En al jaren kan hij steeds minder. Als ik Gerrit leer kennen, ligt hij met armen en benen stijf gestrekt. Als ik Gerrit moet helpen, moet dat met nog een collega. Want Gerrit kan zelf geen kant op, behalve stiekem elke keer langzaam op dezelfde zij draaien.
Gerrit is niet alleen lichamelijk begrensd. Gerrit is ook verstandelijk beperkt. Daardoor woont hij met begeleiders. Zo was er eens een begeleider die in een andere stad een nieuwe baan aanging. Zo leerde ze Anneke kennen. Na een tijdje zei de begeleider: ‘Anneke, jij zou Gerrit eens moeten ontmoeten.’ De ontmoeting vond plaats. Anneke reisde van Donkerbroek naar Dokkum, naar Gerrit. De begeleider had haar cliënten goed geschat. Ze organiseerde niet alleen de ontmoeting, maar later ook hun huwelijk.
Ook Anneke is beperkt. Ze zit in een rolstoel en begrijpt en verstaat niet alles wat ik haar vertel over Gerrits gezondheid. Dat hij door Parkinson niet meer kon slikken en het wel probeerde. Dat er zo eten, drinken en medicijnen in zijn longen belandden; Anneke haalt haar schouders op en vertelt dan dat ze naar de kapper is geweest.
Nee, Anneke verstaat lang niet alles wat ik zeg, ondanks haar gehoorapparaten. Zoals ik Gerrit niet versta met zijn zwakke stem. Hem verstaat Anneke echter onmiddellijk. Ze lezen elkaar dwars door infusen, maagsonde en ventimask. Ze hebben een eigen taal ontwikkeld samen. Als ik Anneke, samen met haar begeleider, probeer te vertellen dat ik mij ernstige zorgen maak over Gerrits lage zuurstofgehalte, vertelt zij hoe ze naar het ziekenhuis reisde.
Dan is er een nieuwe dag en is alles anders. Gerrit is anders. Eerst weet ik niet zo goed waarom ik hem niet herken. Dan zie ik dat zijn kleur is veranderd. Hij ligt heel rustig. Zonder ventimask ziet hij er sowieso heel anders uit. De begeleiders die ik bel, maken Anneke wakker. Anneke komt, huilt, knuffelt.
Ik geef haar een hand en weet niet of ik het woord ‘gecondoleerd’ moet gebruiken. Hij is echt haar man, haar pijn is vast afschuwelijk, maar ze spreekt anders dan ik. Geen idee wat ze begrijpt van wat er vandaag is veranderd. Ze wenkt me, ik buk. Ze strijkt me langs mijn wang en noemt me een lieve zuster. ‘Ik ga naar huis,’ zegt ze plechtig. ‘Gerrit krijgt een mooie kist en witte anjers, zoals we hadden afgesproken.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account