Kinderen verwerken op hun eigen manier. Bij ons op de afdeling zijn vaak kinderen van patiënten. Ze worden ineens geconfronteerd met een ziekte die nog ver van hun bed hoort te zijn.
En dan hoor je dat mamma chemokuren krijgt of dat pappa niet meer beter wordt, wat moet je daarmee als kind?
Ter afronding van de oncologieopleiding dook ik met een collega onder in de belevingswereld van jonge kinderen van ouders met kanker. Op papier was het al ingrijpend maar in de praktijk bleek dat we de kinderen soms echt tekort deden in de zorg.
Vorige week kon ik het geleerde in praktijk brengen. Een jonge vader, en een dochter van zes. Verdrietig vertelde hij dat hij niet altijd durfde uit te leggen wat er met hem gebeurde. Zijn dochter leek er goed mee om te gaan, maar was dat ook echt zo? Hij had zo weinig energie om er ook echt op door te vragen. Ik bood aan even met haar te praten.
Ze was open en kinderlijk eerlijk. ‘Wat is dat dan zo’n kastje?’, waarmee ze het draagbare pompje van haar vader bedoelde. Ze miste hem ook thuis. Van mamma had ze een klein poesje gekregen. Wat doe je dan als je verdrietig bent? ‘Mijn poesje knuffelen’, vertelde ze blij.
Een verpleegkundige is geen psycholoog, maar moet wel kunnen signaleren. Ik vind dat er voor ons een taak is weggelegd in de ondersteuning van zowel ouder als kind. Deze vader was gerustgesteld, hij kreeg informatie en er was oog voor zijn dochter. Zoiets kleins, een wereld van verschil.
‘Je kunt niet tegengaan dat de vogels van verdriet komen overvliegen, maar je kunt wel voorkomen dat ze nesten maken in je haar’ (Stichting de Regenboog). Laten wij altijd oog houden voor de nestjes in het haar van de kinderen van onze patiënten!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account