Telefoon. Spoedeisende hulp: er is een opname. Als ik aankom, ligt daar een meneer. Naast hem zitten zijn dochters. Bekende gezichten: het zijn mijn collega’s.
Hun aanwezigheid en kritische vragen lijken de SEH-verpleegkundige een beetje onrustig te maken.
Hij kan het kennelijk niet waarderen dat zij hem wijzen op een koude rilling bij hun vader. Ja, de dochters stellen veel vragen. En heel moeilijke. Logisch. Als je er veel vanaf weet, heb je veel vragen nodig om je gestel rustig te krijgen. Wat speelt er? Wat veroorzaakt dit? Wat is het beleid? En waarom dan dat beleid? Je kent andere opties.
Telefoon. Ziekenhuisopname, met spoed. Dit keer betreft het echter mijn thuistelefoon en een ander ziekenhuis. Dit keer is een familielid patiënt en ben ik een kritische naaste. Daar sta ik, aan de andere kant van het bed. Met duizend vragen. Ik doe mijn best de verpleegkundige in mij te negeren. Druk niet op de knoppen van een piepend infuus. Zeg niet dat de sondevoeding bijna op is.
‘Mag ik iets vragen?’ Een verpleegkundige staat mij te woord. Weet niets van mijn beroep. Doet duidelijk haar best dingen in begrijpbare taal uit te leggen. Ik waardeer haar moeite. Zij staat zich af te vragen waar al mijn vragen vandaan komen. Wie ik wel niet ben? Met een ‘Bent u contactpersoon?’ legt ze me het zwijgen op. Ik wil mopperen en klagen. Dan herinner ik mij dat ik dit gesprek eerder heb gehad. Maar toen droeg ik wit.
Alleen contactpersonen krijgen informatie. Zo is dat in ‘mijn’ ziekenhuis ook. Zo voelt dat dus, naaste zijn. Niks kunnen doen en niks weten. Wachten aan een balie. Steeds de verkeerde broeder of zuster aansprekend. Ik schrijf wat moeilijke vragen op voor de contactpersonen en hoop maar dat ze de antwoorden zullen begrijpen…
Krijg jij wel eens lastige familievragen?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account