Hij kijkt me aan met grote, blije ogen. Je zou bijna vergeten dat het hier een volwassen man betreft. ‘Sandra!’ brengt hij uit met hoge stem. Ik moet even denken. Hij herinnert zich mij beter dan andersom.
Ik herken zijn gezicht. Maar de naam? Het kamernummer? De verhalen? Ik graaf diep. Ondertussen probeer ik mijn kunsten als razende reporter te gebruiken. Ik stel open vragen over hoe het gaat. De man begint te vertellen. Over onderzoeken die nog moeten. ‘Alweer!’ zegt hij. ‘Net als toen.’ Dan valt ineens alles op zijn plaats. Kamer veertien lag hij.
Het is nu een jaar geleden, zijn vorige opname. Ondertussen is hij voor een tweede mening uitgebreid doorgelicht in het universitair ziekenhuis in Groningen. In afwachting van antwoorden, ligt hij nu weer bij ons. Klachten zijn toegenomen. Maar niemand weet nog wat de man mankeert. Zoveel dokters, zoveel kunde, zoveel onderzoeken en technologie. De man haalt zijn schouders op. Hij heeft allang geen vertrouwen meer in zijn eigen lichaam. Ook de term ‘dokter’ zegt hem niet zoveel meer. Jaren van opleiding en hoge salarissen en nog kan niemand hem iets vertellen.
‘Maar jíj…’ lacht de man tussen zijn tranen door. ‘Jij hebt mij vorige keer zo goed geholpen.’ Ik lach verlegen. Weet niet zo goed waar ik deze dankbaarheid aan verdien. Deed ik iets bijzonders dan? De man moest een lumbaalpunctie ondergaan. Deze werd heel kundig uitgevoerd door een zeer vriendelijke neurologe. Terwijl zij al het werk en informeren op zich nam, hield ik de man vast. Hij moest namelijk maximaal opgerold stil blijven liggen voor de prik. De man herinnerde meer mijn handen en grappen, dan het onderzoek of de uitslagen.
Ik heb zeker bewondering voor (de meeste) artsen. Hoge verantwoordelijkheden en werkdruk, de enorme hoeveelheid kennis die zij paraat hebben. Toch kan ik er niets aan doen mij af te vragen: Medische kunde of verpleegkunst. Waar heeft de patiënt meer baat bij?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account