Onlangs kregen wij thuis een verpleegkundige over de vloer van het consultatiebureau. Dat was geen succes. Hoewel ze keurig de navel inspecteerde van onze pasgeboren dochter, lukte het haar niet een gesprek te voeren over gevoelige onderwerpen. Het leek alsof een leerling-verpleegkundige voor het eerst een anamnese afnam. Zenuwachtig bladerend door een stapel papieren zat de jonge vrouw tegenover ons.
‘Mmm, eens even kijken, ja, mmm, oké, ik heb dus nog een paar vragen. Zijn jullie eigen ouders nog bij elkaar? Nee? Oké. En hebben jullie een gelukkige jeugd gehad? Ja? Mooi. Nooit slachtoffer geweest van seksueel geweld? Nee? Prima.’
Zo ging het een tijdje door. De meest persoonlijke vragen werden van een blaadje voorgelezen, het antwoord werd aangekruist, waarna het volgende thema aan de orde kwam. Doorgevraagd werd er niet, een echt gesprek kwam nooit van de grond. Wanneer je vraagt naar het verleden van jonge ouders, en wilt weten of ze een gelukkige jeugd hebben gehad, dan moet je intimiteit creëren en autoriteit uitstralen. Nu was het vooral een pijnlijke exercitie.
Het ongemakkelijke samenzijn deed me denken aan een onderzoek dat de MBO-raad heeft laten uitvoeren naar aanleiding van de nieuwe beroepsprofielen. Een ruime meerderheid van de geënquêteerde mbo’ers gaf aan dat het verpleegkundig vakgebied heus niet zo complex is dat alleen hbo’ers er kunnen werken. Je zou die uitkomst natuurlijk positief kunnen interpreteren: wij mbo’ers zijn tot heel wat in staat! Tegelijkertijd klinkt er onderschatting van het beroep in door. Alsof je niet heel veel kennis en vaardigheden nodig hebt om een goede verpleegkundige te zijn.
Ik doe vaak een kennisquiz wanneer ik een leerling op sleeptouw heb, bijvoorbeeld over medicatie. De beste leerlingen zijn nieuwsgierig, vragen door en balen als ze iets niet weten. Matige leerlingen zijn tevreden met een oppervlakkig antwoord. Zij vragen niet verder, zien de diepte niet van het bad dat voor hen ligt.
‘Wat is metoprolol?’ ‘Een bètablokker.’ ‘Heel goed, en wat doet het precies?’ ‘Het verlaagt de bloeddruk.’ ‘Oké, en hoe werkt dat?’ ‘Mmm, dat weet ik niet, maar ik ga het meteen opzoeken!’ Er zijn ook leerlingen die antwoorden: ‘Metoprolol is voor je hart.’ ‘En verder?’ ‘Hoezo verder?’ Deze mensen verzuchten zwaarmoedig bij een nadere toelichting: ‘Moet je dat echt allemaal weten?’
De vraag of de tweedeling tussen goede en matige studenten samenvalt met hbo en mbo is niet zo eenvoudig te beantwoorden. Ik ken – zoals iedereen – prima verpleegkundigen met een mbo-achtergrond en matige verpleegkundigen die hbo hebben gedaan. Neem de verpleegkundige van het consultatiebureau: heeft zij een hbo- of mbo-diploma? Geen idee. Veel belangrijker vind ik de vraag hoe ze naar huis fietst. Heeft zij het idee een prima huisbezoek achter de rug te hebben, of beseft ze dat ze nog heel wat moet leren eer ze een goed gesprek kan voeren over beladen thema’s? Ik hoop het laatste. Want hbo of mbo: wie de complexiteit van het verpleegkundig beroep onderschat, kan beter iets anders gaan doen.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account