Net na drie uur ’s nachts gaat mijn telefoon. Iemand van het team Nachtzorg aan de lijn, die doorgeeft dat bij een cliënt de pijn niet goed onder controle is. Ook de bolusknop van de pijnbestrijdingspomp geeft geen goed effect. Ik beloof er binnen twintig minuten te zijn.
Als ik aankom zit de vrouw van mijn cliënt in haar pyjama in de woonkamer. De verpleegkundige vertelt wat er aan de hand is. ‘Meneer is onrustig, verlegt zichzelf regelmatig en mevrouw wordt daar elke keer wakker van. Daarnaast heeft hij pijn in de onderbenen en in de buik .’ Zij had al gekeken of het naaldje nog goed zat.
Ik lees het rapport van de laatste dagen en zie dat meneer gisteren nog goed ontlasting heeft gehad. Mevrouw ziet er moe uit. Ze geeft ook aan dat het voor haar zo niet meer hoeft. Ik ga samen met de nachtverpleegkundige naar meneer toe. In eerste instantie lijkt hij rustig te slapen. Ik observeer meneer een halve minuut en dan probeert hij te bewegen. Zijn gezicht vertrekt wat en even later is hij weer rustig. Ik maak meneer wakker en vertel wie ik ben. Hij kijkt me wat wantrouwig aan. Ik vraag hoe het met hem gaat en hoe het met de pijn is. ‘Gaat wel’, antwoordt hij. Ik krijg de indruk dat meneer helder en adequaat reageert en leg mijn dilemma uit: ‘Ik kan nu vannacht met de huisartsenpost overleggen over ophoging van de pijnmedicatie , of we kunnen tot morgenochtend wachten tot uw eigen huisarts komt.’ We komen samen tot de conclusie dat we best even kunnen wachten.
Ik controleer wel of het naaldje goed zit. Op het eerste gezicht lijkt dat goed, maar bij lichte druk op de insteekplaats geeft meneer pijn aan. Omdat hij broodmager is, wordt de medicatie niet meer subcutaan opgenomen , met de pijnklachten als gevolg. ‘Ik ga het naaldje verplaatsen,’ vertel ik de man, die daarop verontwaardigd reageert: ‘En dan ben ik er daarna niet meer!’ Ik weet even niet hoe te reageren.
De nachtverpleegkundige vertelt me dat zijn vrouw een half uur geleden in haar wanhoop heeft gezegd: ‘Ik wou dat de dokter er een eind aan maakte .’ En als ik daana binnenkom om een injectie te geven, dan is het natuurlijk begrijpelijk dat meneer de zaak niet vertrouwd. Gelukkig weet ik hem snel te overtuigen van mijn goede bedoelingen. Ik verplaats de naald, geef meneer een bolus via de pomp en schrijf mijn bevindingen in de rapportage.
Als de verpleegkundige me uitlaat praten we nog even na over de reactie. ‘Zo merk je maar dat er heel wat omgaat in de hoofden van onze cliënten ,’ zegt ze. ‘En dan heb ik nog maar het liefst dat ze het hart op de tong dragen, dan weet je tenminste wat er speelt.’ En om vier uur in de ochtend, als de hemel al weer wat gaat kleuren, kan ik het daar alleen maar mee eens zijn.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account