Vandaag is het de Internationale Dag van de Palliatieve Zorg. Om die reden introduceren we vandaag een nieuwe blogger: Rob Bruntink. Hij zal één keer in de zes weken een blog schrijven met als thema palliatieve zorg.
Het was vrijdagmiddag half vijf, en we waren aan het eind van de tweede workshop gekomen die we tijdens een congresdag hadden gegeven. De workshop ging over de gesprekshulpen die we vanuit Bureau MORBidee hebben ontwikkeld om het praten over het levenseinde te vergemakkelijken. Deelnemers aan de workshop waren vooral verzorgenden en verpleegkundigen.
We spraken over situaties op het werk, waarbij zij met patiënten/cliënten dergelijke gesprekken aangingen, maar ook over privésituaties: hoe moeilijk kan het soms zijn om in eigen familie of gezin over onderwerpen te praten die met de dood te maken hebben. Eén van de deelnemers nam aan het eind van de tweede workshop het woord. ‘Het is zó goed dat we hier nu allemaal bij elkaar zitten om over de dood te leren praten. Ik heb het een keer niet gedurfd, en tot op de dag van vandaag heb ik daar spijt van.’
En ze vertelde over de zoon van haar broer, die op 17-jarige leeftijd bij een verkeersongeluk betrokken was geraakt. Een dag later was ze op bezoek gegaan in het ziekenhuis. Het was toen in feite al duidelijk geweest dat hij het niet zou gaan redden. ‘Ik vroeg me toen af: ‘Zou hij organen hebben willen afstaan? Zou hij donor willen zijn?’ Maar ik durfde dat niet aan mijn broer voor te leggen. Ik was bang dat hij helemaal door het lint zou gaan, dat hij me uit zou schelden, dat hij me een doemdenker zou vinden. Hij was nog zo bezig met ‘Hij gaat het overleven, hij gaat het overleven’, dat een vraag over donatie bijna ongepast voelde. Terwijl ik aan de andere kant vanuit mijn werk ook heel goed weet dat ouders – naar omstandigheden – soms heel blij kunnen worden van de gedachte dat bepaalde organen van hun overleden zoon of dochter nog verder leven. En dat gunde ik mijn broer ook.’ Ze zei dus niets. En kreeg daar enorme spijt van toen ze een half jaar later van haar broer hoorde dat hij er zo van baalde dat destijds niemand in het ziekenhuis – geen enkele arts, geen verpleegkundige – de optie ‘donatie’ had genoemd. ‘Een deel van hem had nu nog kunnen voortleven. Hij zou dat geweldig hebben gevonden. En ik ook.’
Vanuit deze persoonlijke ervaring waarschuwde de workshopdeelnemer de anderen: wees niet te beschroomd in het praten over onderwerpen die met de dood te maken hebben. ‘Dúrf het beestje bij de naam te noemen, ook als je denkt dat de ander dat niet fijn vindt. Want wat is het ergste dat er kan gebeuren,’ vroeg ze retorisch. ‘Het ergste is dat je iemand verdrietig of boos maakt. Maar de kans is waarschijnlijk groter dat je een waardevol gesprek losmaakt. De kans is waarschijnlijk veel groter dat je een patiënt uit zijn isolement haalt, omdat niemand met hem over de dood praat. De kans is waarschijnlijk veel groter dat je een patiënt of een naaste de gelegenheid geeft op een goede wijze afscheid van elkaar te nemen. Denk daaraan. Dus dúrf over de dood te praten, en doe het.’
Een betere afsluiter voor de workshop hadden wijzelf niet kunnen bedenken.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account