Er komt een patiënt van een andere afdeling over, met longontsteking. Ik hoor de overdracht aan. ‘En zijn beleid?’ vraag ik. ‘Moet ik wel of niet reanimeren?.’ Mijn collega van elders bladert in de papieren. Daar had ze vanmorgen niet naar gekeken, zegt ze.
Het is inmiddels echter half twee ’s middags. Met al die lage tensies, was het wel of niet reanimeren toch wel handig om te weten. Zouden bij haar op de afdelingen patiënten nooit echt onderuit gaan? Of langzamer misschien, waardoor je eerst nog op zoek kunt naar het dossier? ‘Schrijf jij het reanimeerbeleid niet op je werkbriefje?’ Ik voel me een beetje een bemoeial, terwijl ik het vraag. Maar dit is belangrijk. Dus vraag ik het toch. ‘Het staat toch wel in de map?’ De collega kijkt mij niet begrijpend aan. Ik haal mijn schouders op.
Ik ben zelf een chaoot. Ik zal het eerlijk toegeven. Dossiers horen bij ons aan het bed te hangen. Maar negen van de tien keer dat ik snel iets op moet zoeken, is de map niet daar. In de medicijnkamer vanwege de klaargemaakte antibiotica. Bij de dokters vanwege visite. In de handen van de secretaresse. ‘Het is maar goed dat je hoofd vást zit,’ lachen mijn collega’s. Ik zoek weer eens een map.
Ik moet er niet aan denken, dat me dat overkomt terwijl mijn patiënt al niet meer reageert. Geen pols. Geen adem. Wat moet ik? En waar ligt toch de map waar het in staat? Ik ben blij dat deze collega kennelijk goed georganiseerd werkt. Haar mappen altijd bij de hand. Voor de zekerheid schrijf ík achter de naam van deze nieuwe patiënt dat ik moet reanimeren.
Wordt het reanimeerbeleid bij jou op de afdeling overgedragen? Wat doe je als je om pauze gaat? Weet je collega het van jouw patiënten?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account