Een leerling houdt een enquête. Over handhygiëne. Was ik mijn handen voor elke activiteit? Nee. Heel eerlijk. Het is tóch een anonieme lijst. Nee, ik was wel na de arbeid. Maar is dat niet automatisch vóór de volgende klus?
Of ik mijn handen was voor het eten? En erna? En na het dragen van handschoenen? Draag ik handsieraden? Houd ik mijn nagels wel goed kort? Ik denk en antwoord, wat mij goed dunkt. Maar doe ik ook eerlijk wat ik antwoord?
Ik draag geen handsieraden. Maar heel eerlijk was daar wel wat overredingskracht voor nodig. Ik voerde aan hoe ik bang was sieraden te verliezen. Slap excuus. Natuurlijk. Ik moest wennen aan dit nieuwe regime. En mijn nagels? Ik zal toch zeker niet de enige vrouw zijn in de zorg. Geen gezicht met van die korte stompjes. ‘Bijt jij?’ vroeg laatst iemand mij. ‘Ze zijn zo kort.’ ‘Nee, ik zit in de zorg.’ Wat je al niet over moet hebben voor je werk. En tegen de beesten.
Voor het eten is voor mij ná de laatste klus. Het laatste contact met een patiënt. Dus heb ik mijn handen ‘gehygiëned’. Zichtbaar vuil is met zeep verdwenen in het putje. Onzichtbaar wordt uitgeroeid met alcohol. Na het eten lik ik aan mijn vingers. Het bitter bezorgt mij een nare nasmaak. In ieder geval beter dan waar mijn handen daarvoor nog waren, zo bedenk ik.
Onze handen komen nogal eens in contact met vuiligheid. Zelfs de geur van zeepproducten doet me griezelen. Dove ruikt voor mij slechts nog naar patiëntenruggen. Hoera voor de handalcohol en hygiëneregels. Wie weet wat we anders binnenkrijgen en rondbrengen aan beesten.
Zijn we ons vaak genoeg bewust, vraag ik mij wel eens af. Vertel eens, was jíj je handen altijd?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account